Overzicht
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- wedden:
- Wiktionary:
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- wed:
-
Wiktionary:
- wed → trouwen
- wed → trouwen, in het huwelijk treden, in de echt verbinden, uithuwelijken
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor wed (Nederlands) in het Engels
wed:
Verwante woorden van "wed":
wed vorm van wedden:
Conjugations for wedden:
o.t.t.
- wed
- wedt
- wedt
- wedden
- wedden
- wedden
o.v.t.
- wedde
- wedde
- wedde
- wedden
- wedden
- wedden
v.t.t.
- heb gewed
- hebt gewed
- heeft gewed
- hebben gewed
- hebben gewed
- hebben gewed
v.v.t.
- had gewed
- had gewed
- had gewed
- hadden gewed
- hadden gewed
- hadden gewed
o.t.t.t.
- zal wedden
- zult wedden
- zal wedden
- zullen wedden
- zullen wedden
- zullen wedden
o.v.t.t.
- zou wedden
- zou wedden
- zou wedden
- zouden wedden
- zouden wedden
- zouden wedden
diversen
- wed!
- wedt!
- gewed
- weddend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor wedden:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bet | weddenschap | |
wager | gewaagde onderneming; gok; kans; risico; risicovolle onderneming; waagstuk; weddenschap | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bet | inzetten; verwedden; wedden | een gok wagen; gokken |
bet on | inzetten; verwedden; wedden | |
wager | inzetten; verwedden; wedden |
Verwante woorden van "wedden":
Engels
Uitgebreide vertaling voor wed (Engels) in het Nederlands
wed:
-
to wed (marry; get married; be married; espouse)
trouwen; in het huwelijk treden; zich in de echt verbinden; huwen-
in het huwelijk treden werkwoord (treed in het huwelijk, treedt in het huwelijk, trad in het huwelijk, traden in het huwelijk, in het huwelijk getreden)
-
zich in de echt verbinden werkwoord
Conjugations for wed:
present
- wed
- wed
- weds
- wed
- wed
- wed
simple past
- wedded
- wedded
- wedded
- wedded
- wedded
- wedded
present perfect
- have wedded
- have wedded
- has wedded
- have wedded
- have wedded
- have wedded
past continuous
- was wedding
- were wedding
- was wedding
- were wedding
- were wedding
- were wedding
future
- shall wed
- will wed
- will wed
- shall wed
- will wed
- will wed
continuous present
- am wedding
- are wedding
- is wedding
- are wedding
- are wedding
- are wedding
subjunctive
- be wedded
- be wedded
- be wedded
- be wedded
- be wedded
- be wedded
diverse
- wed!
- let's wed!
- wedded
- wedding
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
wed (married)
Vertaal Matrix voor wed:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
huwen | be married; espouse; get married; marry; wed | |
in het huwelijk treden | be married; espouse; get married; marry; wed | |
trouwen | be married; espouse; get married; marry; wed | |
zich in de echt verbinden | be married; espouse; get married; marry; wed | |
- | conjoin; espouse; get hitched with; get married; hook up with; marry; splice; tie | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gehuwd | married; wed | |
getrouwd | married; wed | |
- | wedded |
Verwante woorden van "wed":
Synoniemen voor "wed":
Verwante definities voor "wed":
Wiktionary: wed
wed
Cross Translation:
verb
-
-
- wed → trouwen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wed | → trouwen; in het huwelijk treden; in de echt verbinden; uithuwelijken | ↔ marier — Unir un homme et une femme (sens général) |
Wed:
Vertaal Matrix voor Wed:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | Midweek; Wednesday |