Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. klier:
  2. klieren:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor klier (Nederlands) in het Engels

klier:

klier [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de klier (inwendig orgaan)
    the gland
    • gland [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de klier (ellendeling; schurk; smeerlap; )
    the wretch; the villain; the bastard; the scoundrel; the pain in the neck; the rotter; the nasty piece of work; the wretched fellow; the louse

Vertaal Matrix voor klier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bastard ellendeling; klier; kreng; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk bastaard; boef; buitenechtelijk kind; eikel; fielt; hoerenjong; hond; hork; kaffer; kinkel; klootzak; kuttenkop; loeder; lomperd; lul; oetlul; pleurislijder; pleurislijer; ploert; proleet; rotvent; schobbejak; schoelje; schoft; schurk; smeerlap; snertvent; vlegel
gland inwendig orgaan; klier
louse ellendeling; klier; kreng; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk hoofdluis; kaffer; luis; rotvent; snertvent
nasty piece of work ellendeling; klier; kreng; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk etter; etterbak; galbak
pain in the neck ellendeling; klier; kreng; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk etter; etterbak; geitenbreier; hinderlijk persoon; kaffer; lastpak; lastpost; rotvent; snertvent; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet
rotter ellendeling; klier; kreng; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk etter; etterbak; galbak; kaffer; rotvent; snertvent
scoundrel ellendeling; klier; kreng; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk bengel; blaag; boef; boefje; deugniet; eikel; etter; etterbak; fielt; galbak; galgenbrok; galgentronie; hoerenjong; hond; hondsvot; kaffer; klootzak; kuttenkop; kwajongen; loeder; lul; mispunt; naarling; ondeugd; pleurislijder; pleurislijer; ploert; rotvent; rotzak; schavuit; schelm; schobbejak; schoelje; schoft; schurk; smeerlap; smiecht; smiek; snaak; snertvent; spitsboef; stinkerd; vlegel
villain ellendeling; klier; kreng; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk bandiet; boef; boosdoener; booswicht; fielt; onverlaat; schobbejak; schurk; slechtaard; snoodaard; verklapper; verlinker; verrader
wretch ellendeling; klier; kreng; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk drommel; etter; etterbak; galbak; geitenbreier; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; nietsnut; ongelukkige; schooier; slampamper; slapkous; sloeber; stakker; stumper; zielenpiet
wretched fellow ellendeling; klier; kreng; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk etter; etterbak; galbak; geitenbreier; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; nietsnut; slampamper; slapkous

Verwante woorden van "klier":


Wiktionary: klier

klier
noun
  1. -

Cross Translation:
FromToVia
klier gland DrüseAnatomie: Organ, das eine spezielle Substanz bildet und als Sekret nach außen, oder als Hormon in die Blutbahn absondern
klier gland glande — anatomie|fr organe dont la fonction est, soit de filtrer le sang, soit d’élaborer des produits ou des éléments nécessaires tant à la reproduction qu’à l’entretien de la vie.

klier vorm van klieren:

klieren werkwoord (klier, kliert, klierde, klierden, geklierd)

  1. klieren (griepen; etteren; zeiken)
    to nag; to be a pain in the neck; to keep on
    • nag werkwoord (nags, nagged, nagging)
    • be a pain in the neck werkwoord (are a pain in the neck, being a pain in the neck)
    • keep on werkwoord (keeps on, kept on, keeping on)

Conjugations for klieren:

o.t.t.
  1. klier
  2. kliert
  3. kliert
  4. klieren
  5. klieren
  6. klieren
o.v.t.
  1. klierde
  2. klierde
  3. klierde
  4. klierden
  5. klierden
  6. klierden
v.t.t.
  1. heb geklierd
  2. hebt geklierd
  3. heeft geklierd
  4. hebben geklierd
  5. hebben geklierd
  6. hebben geklierd
v.v.t.
  1. had geklierd
  2. had geklierd
  3. had geklierd
  4. hadden geklierd
  5. hadden geklierd
  6. hadden geklierd
o.t.t.t.
  1. zal klieren
  2. zult klieren
  3. zal klieren
  4. zullen klieren
  5. zullen klieren
  6. zullen klieren
o.v.t.t.
  1. zou klieren
  2. zou klieren
  3. zou klieren
  4. zouden klieren
  5. zouden klieren
  6. zouden klieren
diversen
  1. klier!
  2. kliert!
  3. geklierd
  4. klierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor klieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nag geitenbreier; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
be a pain in the neck etteren; griepen; klieren; zeiken
keep on etteren; griepen; klieren; zeiken aandringen; aanhouden; aanlaten; continueren; doorgaan; doorzetten; op iets aandringen; standhouden; verdergaan; vervolgen; volharden; volhouden; voortgaan; voortzetten
nag etteren; griepen; klieren; zeiken aandringen; chicaneren; doordrammen; doordrukken; drammen; dwarszitten; harrewarren; jennen; klagen; kleinzielig gedragen; op zijn hart hebben; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; zeuren; zieken

Verwante woorden van "klieren":


Wiktionary: klieren


Cross Translation:
FromToVia
klieren pester triezen — (transitiv) jemanden sehr ärgern oder quälen, so dass es ihm körperlich oder seelisch stark zusetzt