Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. persoonlijk:
  2. Persoonlijk:
  3. Wiktionary:
  4. Gebruikers suggesties voor persoonlijk:
    • face to face


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor persoonlijk (Nederlands) in het Engels

persoonlijk:

persoonlijk bijvoeglijk naamwoord

  1. persoonlijk (subjectief)
    personal; subjective; paradigmatic

Vertaal Matrix voor persoonlijk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
subjective bloedverwant; familielid
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
paradigmatic persoonlijk; subjectief betrekkelijk; relatief
personal persoonlijk; subjectief besloten; persoonsgebonden; privé
subjective persoonlijk; subjectief
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
- particulier

Verwante woorden van "persoonlijk":

  • persoonlijkheid, persoonlijker, persoonlijkere, persoonlijkst, persoonlijkste, persoonlijke

Synoniemen voor "persoonlijk":


Antoniemen van "persoonlijk":


Verwante definities voor "persoonlijk":

  1. van één persoon, niet van iedereen1
    • dit is het persoonlijke eigendom van Harry1

Wiktionary: persoonlijk

persoonlijk
adjective
  1. betrekking hebbend of uitgevoerd door de persoon zelf
persoonlijk
  1. with one's own body and presence
adverb
  1. actually present
adjective
  1. of or pertaining to a particular person
  2. intended only for one's own use

Cross Translation:
FromToVia
persoonlijk personal personnel — Qui est propre et particulier à chaque personne.

Persoonlijk:

Persoonlijk bijvoeglijk naamwoord

  1. Persoonlijk (Familie en vrienden)
    the Friends and Family; Personal
    – A privacy relationship setting that allows the most amount of information to be viewed. 2

Vertaal Matrix voor Persoonlijk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Friends and Family Familie en vrienden; Persoonlijk
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Personal Familie en vrienden; Persoonlijk