Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gekwetst (Nederlands) in het Engels
gekwetst:
Vertaal Matrix voor gekwetst:
Verwante woorden van "gekwetst":
Wiktionary: gekwetst
gekwetst
adjective
-
wounded, injured
kwetsen:
Conjugations for kwetsen:
o.t.t.
- kwets
- kwetst
- kwetst
- kwetsen
- kwetsen
- kwetsen
o.v.t.
- kwetste
- kwetste
- kwetste
- kwetsten
- kwetsten
- kwetsten
v.t.t.
- heb gekwetst
- hebt gekwetst
- heeft gekwetst
- hebben gekwetst
- hebben gekwetst
- hebben gekwetst
v.v.t.
- had gekwetst
- had gekwetst
- had gekwetst
- hadden gekwetst
- hadden gekwetst
- hadden gekwetst
o.t.t.t.
- zal kwetsen
- zult kwetsen
- zal kwetsen
- zullen kwetsen
- zullen kwetsen
- zullen kwetsen
o.v.t.t.
- zou kwetsen
- zou kwetsen
- zou kwetsen
- zouden kwetsen
- zouden kwetsen
- zouden kwetsen
en verder
- ben gekwetst
- bent gekwetst
- is gekwetst
- zijn gekwetst
- zijn gekwetst
- zijn gekwetst
diversen
- kwets!
- kwetst!
- gekwetst
- kwetsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het kwetsen (beschadigen)
Vertaal Matrix voor kwetsen:
Wiktionary: kwetsen
kwetsen
kwetsen
Cross Translation:
verb
-
to transgress or violate a law or moral requirement
-
to physically harm, pain
-
to hurt the feelings
-
to wound or injure, especially in an experiment or other controlled procedure
-
(transitive) shock emotionally
-
to cause emotional pain
-
to cause physical pain and/or injury
-
slang: insult or defeat
-
to hurt; to put to bodily uneasiness or anguish
-
injure a joint in the body
-
hurt or injure
-
hurt (someone's feelings)
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kwetsen | → hurt; bruise; harm; wound | ↔ verletzen — jemanden physisch (auch lebensgefährlich oder tödlich) verwunden |
• kwetsen | → offend; insult; hurt | ↔ verletzen — jemanden psychische Wunden zufügen, kränken |
• kwetsen | → hurt; wound; injure; maul | ↔ blesser — frapper d’un coup qui fait une contusion, une plaie, une fracture. |
• kwetsen | → shock; appal; horrify | ↔ choquer — donner un choc, heurter. |
• kwetsen | → crash into; crash; hit; shock; appal; horrify; knock; strike; smack; stub; beat; wallop | ↔ heurter — entrer brusquement en contact. |
• kwetsen | → vex | ↔ vexer — Froisser |