Nederlands

Uitgebreide vertaling voor mat (Nederlands) in het Engels

mat:

mat bijvoeglijk naamwoord

  1. mat (niet uitbundig)
    dull
    – lacking in liveliness or animation 1
    • dull bijvoeglijk naamwoord
      • he was so dull at parties1
      • a dull political campaign1
      • a large dull impassive man1
      • dull days with nothing to do1
      • how dull and dreary the world is1
      • fell back into one of her dull moods1
    languid
    – lacking spirit or liveliness 1
    • languid bijvoeglijk naamwoord
      • a languid mood1
      • a languid wave of the hand1
    tired
    – depleted of strength or energy 1
    • tired bijvoeglijk naamwoord
      • tired mothers with crying babies1
      • too tired to eat1
    weary
    – physically and mentally fatigued 1
    • weary bijvoeglijk naamwoord
    frosted
  2. mat (gematteerd)
    matted; dusted; frosted; powdered
  3. mat (flets)
    matt; dull
    • matt bijvoeglijk naamwoord
    • dull bijvoeglijk naamwoord
  4. mat (glansloos; dof; beslagen)
    mat; misty; dull; frosted
    • mat bijvoeglijk naamwoord
    • misty bijvoeglijk naamwoord
    • dull bijvoeglijk naamwoord
    • frosted bijvoeglijk naamwoord
  5. mat (niet helder; dof; flets)
    dull
    • dull bijvoeglijk naamwoord
  6. mat (versuft; soezerig; suf; )
    muzzy; dull; soporific; drowsy; staggered; dozy; dopey; stupefied; sleepy; mindless
  7. mat (futloos; slap; lusteloos; lamlendig)
    listless; drained; languid; washed out

mat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de mat (onderzetter; matje; onderlegger; placemat; tafelmatje)
    the coaster; the mat; the table-mat; the stand
    • coaster [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mat [the ~] zelfstandig naamwoord
    • table-mat [the ~] zelfstandig naamwoord
    • stand [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de mat (grasmat; gras)
    the grass; the grassed surface; the rush-bottom
  3. de mat (vloermat)
    the door-mat
    • door-mat [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor mat:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coaster mat; matje; onderlegger; onderzetter; placemat; tafelmatje bierviltje; kelkenbakje; kustvaarder; onderzetter
door-mat mat; vloermat
grass gras; grasmat; mat ganja; gazon; grasmat; grasperk; grastapijt; grasveld; hennep; marihuana; stuff; weed; wied; wiet
grassed surface gras; grasmat; mat
mat mat; matje; onderlegger; onderzetter; placemat; tafelmatje kelkenbakje; onderleggers; onderzetter; onderzetters; placemats; tafelmatjes
rush-bottom gras; grasmat; mat
soporific slaapdrank; slaapmiddel
stand mat; matje; onderlegger; onderzetter; placemat; tafelmatje bewering; denkbeeld; driepoot; getuigenbank; gezichtspunt; houding; idee; interpretatie; inzicht; kraam; kraampje; lezing; mening; onderstel; oordeel; opinie; opvatting; poot; positie; sokkel; staander; stalletje; stand; stand op jaarbeurs; standpunt; standpuntbepaling; stellingname; thema; visie; voet; voetstuk; zienswijze; zuilvoet
table-mat mat; matje; onderlegger; onderzetter; placemat; tafelmatje onderleggers; onderzetters; placemats; tafelmatjes
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mat knokken; matten; strijden; vechten
stand doorleven; doorstaan; dragen; dulden; harden; staan; uithouden; uitzingen; velen; verdragen; verduren; verteren; volhouden
weary moe worden; vermoeien
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dopey daas; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft
dozy daas; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft doezelig; soezerig; suf
drained futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap
drowsy daas; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft doezelig; dommelig; lodderig; slaperig; soezerig; soezig; suf; suffig; versuft
dull beslagen; daas; dof; flets; geesteloos; glansloos; mat; niet helder; niet uitbundig; soezerig; suf; versuft achterlijk; afgestompt; afgezaagd; afstompend; bleekrood; bokkig; bot; breinloos; dom; duf; dwars; eentonig; ellendig; geestdodend; geesteloos; grauw; hersenloos; idioot; koppig; langdraadig; langdradig; langwijlig; lastig; melig; mistroostig; monotoon; onbenullig; ongeanimeerd; onnozel; onscherp; onverstandig; rot; saai; saaie; slaapverwekkend; smakeloos; somber; stijfhoofdig; stijlloos; stom; stompzinnig; stupide; suf; taai; triest; troosteloos; vaalrood; verstandeloos; vervelend; vreugdeloos; weerbarstig; weerspannig; zonder afleiding; zouteloos
frosted beslagen; dof; gematteerd; glansloos; mat; niet uitbundig geglaceerd; geglazuurd; ingevroren; vastgevroren
languid futloos; lamlendig; lusteloos; mat; niet uitbundig; slap langzaam; lijzig; log; loom; sloom; traag
listless futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap energieloos; futloos; hangerig; lamlendig; landerig; langzaam; lijzig; log; loom; lusteloos; slap; sloom; traag
mat beslagen; dof; glansloos; mat grauwkleurig; grijs
matt flets; mat
matted gematteerd; mat
mindless daas; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft bokkig; dom; dwars; koppig; langdradig; nutteloos; onverstandig; onzinnig; saai; stijfhoofdig; stom; suf; taai; weerbarstig; weerspannig; zinloos; zonder afleiding
misty beslagen; dof; glansloos; mat beneveld; dampachtig; dampig; flauw; mistig; nevelachtig; nevelig; onduidelijk; onhelder; troebel; vaag; vaag zichtbaar; vagelijk; wazig
muzzy daas; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft dwaas; eigenaardig; gek; maf; mal; typisch; vaag; vaag zichtbaar; vreemd; wazig
powdered gematteerd; mat
sleepy daas; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft doezelig; slaapdronken; soezerig; soezig; suf
soporific daas; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft doezelig; slaapverwekkend; slaapwekkend; soezerig; suf
stupefied daas; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft bokkig; dwars; koppig; met de mond vol tanden; met open mond; sprakeloos; stijfhoofdig; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verdoofd; verstomd; verwonderd; weerbarstig; weerspannig
tired mat; niet uitbundig beu; gaar; moe; uitgeput; vermoeid
weary mat; niet uitbundig gaar; moe; vermoeid
- dof
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dusted gematteerd; mat
staggered daas; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft beduusd; met de mond vol tanden; met open mond; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overbluft; overdonderd; perplex; sprakeloos; stomverbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verbouwereerd; verstomd; verwonderd
washed out futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap blank; bleek; flauw; flets; pips; verschoten; wit; wit van huidskleur

Verwante woorden van "mat":


Synoniemen voor "mat":


Antoniemen van "mat":


Verwante definities voor "mat":

  1. zonder glans2
    • ik laat mijn foto's altijd mat afdrukken2
  2. rechthoekig vloerkleedje van biezen of touw2
    • er ligt een dikke mat voor de deur2
  3. stilletjes, niet levendig2
    • Bas is zo mat vandaag, hij is vast ziek2

Wiktionary: mat

mat
adjective
  1. not reflective of light
  2. spiritless, dispirited, disheartened, not lively
  3. not shiny
noun
  1. athletics: protective pad
  2. protector
  3. foot wiping device or floor covering
  4. conclusive victory in a game of chess
interjection
  1. said when making the conclusive move in chess

Cross Translation:
FromToVia
mat blunt terne — Qui n’a pas l’éclat qu’il doit avoir, ou qui en a peu en comparaison d’une autre chose.

mat vorm van meten:

meten werkwoord (meet, mat, maten, gemeten)

  1. meten (diepte bepalen; peilen; opmeten)
    to measure; to gauge
    • measure werkwoord (measures, measured, measuring)
    • gauge werkwoord (gauges, gauged, gauging)

Conjugations for meten:

o.t.t.
  1. meet
  2. meet
  3. meet
  4. meten
  5. meten
  6. meten
o.v.t.
  1. mat
  2. mat
  3. mat
  4. maten
  5. maten
  6. maten
v.t.t.
  1. heb gemeten
  2. hebt gemeten
  3. heeft gemeten
  4. hebben gemeten
  5. hebben gemeten
  6. hebben gemeten
v.v.t.
  1. had gemeten
  2. had gemeten
  3. had gemeten
  4. hadden gemeten
  5. hadden gemeten
  6. hadden gemeten
o.t.t.t.
  1. zal meten
  2. zult meten
  3. zal meten
  4. zullen meten
  5. zullen meten
  6. zullen meten
o.v.t.t.
  1. zou meten
  2. zou meten
  3. zou meten
  4. zouden meten
  5. zouden meten
  6. zouden meten
diversen
  1. meet!
  2. meet!
  3. gemeten
  4. metend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor meten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gauge duimstok; graadmeter; ijk; ijkmerk; indicator; maatstaf; maatstok
measure afmeting; beslissing; dimensie; formaat; gematigdheid; grootte; ingetogenheid; maat; maatbeker; maateenheid; maatregel; maatstaf; mate; matigheid; norm; omvang; raadsbesluit; schikking; standaard; stemmigheid; voorziening
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gauge diepte bepalen; meten; opmeten; peilen diepte loden; kalibreren
measure diepte bepalen; meten; opmeten; peilen

Verwante woorden van "meten":


Verwante definities voor "meten":

  1. bepalen hoe groot of lang of breed iets is2
    • we meten de lengte van de gordijnen2

Wiktionary: meten

meten
verb
  1. de waarde van een bepaalde grootheid bepalen door deze te vergelijken met een ijkwaarde
meten
verb
  1. estimate the unit size
  2. ascertain the quantity of a unit
  3. measure
  4. record date and time of
noun
  1. act of measuring

Cross Translation:
FromToVia
meten measure messentransitiv: eine Größe mit Hilfe eines Maßes bestimmen
meten measure mesurer — Chercher à connaître, ou déterminer une quantité par le moyen d’une mesure.

mat vorm van matten:

matten werkwoord (mat, matte, matten, gemat)

  1. matten (strijden; vechten; knokken)
    mat; to quarrel; to fight
    • mat werkwoord
    • quarrel werkwoord (quarrels, quarreled, quarreling)
    • fight werkwoord (fights, fought, fighting)
  2. matten (knokken; vechten; bakkeleien; duelleren; kampen)
    to fight; scuffle; to scrap
    • fight werkwoord (fights, fought, fighting)
    • scuffle werkwoord
    • scrap werkwoord (scraps, scrapped, scrapping)

Conjugations for matten:

o.t.t.
  1. mat
  2. mat
  3. mat
  4. matten
  5. matten
  6. matten
o.v.t.
  1. matte
  2. matte
  3. matte
  4. matten
  5. matten
  6. matten
v.t.t.
  1. heb gemat
  2. hebt gemat
  3. heeft gemat
  4. hebben gemat
  5. hebben gemat
  6. hebben gemat
v.v.t.
  1. had gemat
  2. had gemat
  3. had gemat
  4. hadden gemat
  5. hadden gemat
  6. hadden gemat
o.t.t.t.
  1. zal matten
  2. zult matten
  3. zal matten
  4. zullen matten
  5. zullen matten
  6. zullen matten
o.v.t.t.
  1. zou matten
  2. zou matten
  3. zou matten
  4. zouden matten
  5. zouden matten
  6. zouden matten
en verder
  1. is gemat
  2. zijn gemat
diversen
  1. mat!
  2. mat!
  3. gemat
  4. mattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor matten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fight gedonderjaag; geravot; gestoei; gevecht; handgemeen; kloppartij; knokpartij; matpartij; stoeierij; stoeipartij; strijden; vechtpartij
mat kelkenbakje; mat; matje; onderlegger; onderleggers; onderzetter; onderzetters; placemat; placemats; tafelmatje; tafelmatjes
quarrel botsing; conflict; debat; dispuut; geschil; kwestie; meningsverschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling
scrap afvalmateriaal; afvalstof; flard; homp; knipsel; lap; lor; metaal afval; oud ijzer; prul; schroot; snipper; stukje papier; uitvaagsel; uitval; vod; vodje
scuffle gevecht; handgemeen; kloppartij; knokpartij; matpartij; strijden; vechtpartij
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fight bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; strijden; vechten bekampen; bestrijden; bevechten; de strijd aanbinden; kampen; strijd voeren; strijden; vechten
mat knokken; matten; strijden; vechten
quarrel knokken; matten; strijden; vechten bakkeleien; bekampen; bekvechten; bestrijden; bevechten; hakketakken; in onmin geraken; kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruzieën; ruziën; twisten
scrap bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; vechten laten uitvallen; tot schroot verwerken; vernietigen
scuffle bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; vechten kleine gevechten leveren; schermutselen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mat beslagen; dof; glansloos; grauwkleurig; grijs; mat

Verwante woorden van "matten":




Engels

Uitgebreide vertaling voor mat (Engels) in het Nederlands

mat:

mat bijvoeglijk naamwoord

  1. mat (dull; misty; frosted)
    mat; dof; glansloos; beslagen
    • mat bijvoeglijk naamwoord
    • dof bijvoeglijk naamwoord
    • glansloos bijvoeglijk naamwoord
    • beslagen bijvoeglijk naamwoord
  2. mat (drab; grey)
    grijs; grauwkleurig

mat [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the mat (coaster; table-mat; stand)
    de mat; het matje; de onderlegger; de onderzetter; de placemat; het tafelmatje
    • mat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • matje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • onderlegger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • onderzetter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • placemat [de ~] zelfstandig naamwoord
    • tafelmatje [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. the mat (coaster)
    het kelkenbakje; de onderzetter
  3. the mat (table-mat; place-mat)
    de onderzetters; de onderleggers; de placemats; de tafelmatjes

mat werkwoord

  1. mat (quarrel; fight)
    strijden; matten; vechten; knokken
    • strijden werkwoord (strijd, strijdt, streed, streden, gestreden)
    • matten werkwoord (mat, matte, matten, gemat)
    • vechten werkwoord (vecht, vocht, vochten, gevochten)
    • knokken werkwoord (knok, knokt, knokte, knokten, geknokt)

Vertaal Matrix voor mat:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beslagen fittings
kelkenbakje coaster; mat
mat coaster; mat; stand; table-mat door-mat; grass; grassed surface; rush-bottom
matje coaster; mat; stand; table-mat
onderlegger coaster; mat; stand; table-mat
onderleggers mat; place-mat; table-mat
onderzetter coaster; mat; stand; table-mat
onderzetters mat; place-mat; table-mat
placemat coaster; mat; stand; table-mat
placemats mat; place-mat; table-mat
strijden fight; fighting; scuffle; tussle
tafelmatje coaster; mat; stand; table-mat
tafelmatjes mat; place-mat; table-mat
vechten fighting
- flatness; gym mat; lusterlessness; lustrelessness; matt; matte; matting
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knokken fight; mat; quarrel fight; scrap; scuffle
matten fight; mat; quarrel fight; scrap; scuffle
strijden fight; mat; quarrel fight; keep up the struggle; put up a fight; struggle; wage ware
vechten fight; mat; quarrel fight; keep up the struggle; put up a fight; scrap; scuffle; struggle; wage ware
- entangle; felt; felt up; mat up; matt-up; matte; matte up; snarl; tangle
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beslagen dull; frosted; mat; misty
dof dull; frosted; mat; misty dopey; dozy; drowsy; dull; mindless; muzzy; sleepy; soporific; staggered; stupefied
glansloos dull; frosted; mat; misty
grijs drab; grey; mat grey; grey-headed
mat dull; frosted; mat; misty dopey; dozy; drained; drowsy; dull; dusted; frosted; languid; listless; matt; matted; mindless; muzzy; powdered; sleepy; soporific; staggered; stupefied; tired; washed out; weary
- flat; matt; matte; matted
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grauwkleurig drab; grey; mat

Verwante woorden van "mat":


Synoniemen voor "mat":


Antoniemen van "mat":


Verwante definities voor "mat":

  1. not reflecting light; not glossy1
  2. a thick flat pad used as a floor covering1
  3. sports equipment consisting of a piece of thick padding on the floor for gymnastic sports1
  4. a small pad of material that is used to protect surface from an object placed on it1
  5. mounting consisting of a border or background for a picture1
  6. the property of having little or no contrast; lacking highlights or gloss1
  7. a mass that is densely tangled or interwoven1
    • a mat of weeds and grass1
  8. change texture so as to become matted and felt-like1
  9. twist together or entwine into a confusing mass1

Wiktionary: mat

mat
noun
  1. athletics: protective pad
  2. protector
  3. foot wiping device or floor covering

MAT:


Vertaal Matrix voor MAT:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- Master of Arts in Teaching

Verwante definities voor "MAT":

  1. a master's degree in teaching1

Verwante vertalingen van mat