Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor mankement (Nederlands) in het Engels

mankement:

mankement [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het mankement (euvel; onvolkomenheid)
    the imperfection; the flaw; the defect; the fault
    • imperfection [the ~] zelfstandig naamwoord
    • flaw [the ~] zelfstandig naamwoord
    • defect [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fault [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. het mankement (machinedefect; defect; fout; gebrek; euvel)
    the machine defect

Vertaal Matrix voor mankement:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
defect euvel; mankement; onvolkomenheid feil; fout; incorrectheid; onjuistheid
fault euvel; mankement; onvolkomenheid abuis; berisping; blaam; blunder; domheid; dwaling; feil; flater; fout; giller; gisping; incorrectheid; lering; misgreep; misslag; ondeugd; onjuistheid; reprimande; standje; terechtwijzing; vergissing; verwijt; zedelijke slechtheid; zonde
flaw euvel; mankement; onvolkomenheid abuis; barst; blunder; breuk; domheid; dwaling; feil; flater; fout; gebrek; giller; incorrectheid; krak; kwaaltje; manco; misgreep; misslag; onjuistheid; scheur; vergissing; zwakheid
imperfection euvel; mankement; onvolkomenheid gebrekkigheid; tekortkoming
machine defect defect; euvel; fout; gebrek; machinedefect; mankement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
defect naar de vijand overlopen

Verwante woorden van "mankement":


Wiktionary: mankement

mankement
noun
  1. gebrek; letsel; defect; tekortkoming
mankement
noun
  1. failure, particularly mechanical

Cross Translation:
FromToVia
mankement shortfall; inadequacy; insufficiency; scarcity; absence; lack; shortage; shortcoming; deficiency; defect; flaw; gap; want insuffisanceétat de ce qui est insuffisant.
mankement absence; lack; shortage; shortcoming; deficiency; defect; flaw; gap; want manqueabsence, défaut, fait de manquer.
mankement deprivation; absence; lack; shortage; shortcoming; deficiency; defect; flaw; gap; want privationperte, absence, manque d’un bien, d’un avantage qu’on avait, ou qu’on devait, qu’on pouvait avoir.