Nederlands

Uitgebreide vertaling voor handigheid (Nederlands) in het Engels

handigheid:

handigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de handigheid (kunstgreep; kunst; behendigheid; truc; kunstje)
    the art; the trick; the dexterity; the agility; the adroitness; the ability; the skill; the knack
    • art [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trick [the ~] zelfstandig naamwoord
    • dexterity [the ~] zelfstandig naamwoord
    • agility [the ~] zelfstandig naamwoord
    • adroitness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • ability [the ~] zelfstandig naamwoord
    • skill [the ~] zelfstandig naamwoord
    • knack [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de handigheid
    the ability; the skill; the knack
    • ability [the ~] zelfstandig naamwoord
    • skill [the ~] zelfstandig naamwoord
    • knack [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. de handigheid (kunst; truc; toer; kneep)
    the handiness

Vertaal Matrix voor handigheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ability behendigheid; handigheid; kunst; kunstgreep; kunstje; truc aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; geldelijk vermogen; geschiktheid; knobbel; kracht; kunde; kundigheid; kwaliteit; motorvermogen; scherpzinnigheid; talent; ter zake kundigheid; vaardigheid; vermogen; vernuft
adroitness behendigheid; handigheid; kunst; kunstgreep; kunstje; truc bekwaamheid; vaardigheid
agility behendigheid; handigheid; kunst; kunstgreep; kunstje; truc beweeglijkheid; levendigheid; wendbaarheid
art behendigheid; handigheid; kunst; kunstgreep; kunstje; truc
dexterity behendigheid; handigheid; kunst; kunstgreep; kunstje; truc bekwaamheid; vaardigheid
handiness handigheid; kneep; kunst; toer; truc
knack behendigheid; handigheid; kunst; kunstgreep; kunstje; truc aanvoelen; bekwaamheid; feeling; foefje; gevoel; kneep; kneepje; kunstje; maniertje; truc; vaardigheid
skill behendigheid; handigheid; kunst; kunstgreep; kunstje; truc bekwaamheid; deskundigheid; ervaring; kennis van zaken; kunde; kundigheid; praktijk; routine; vaardigheid; vakarbeid; vakkundigheid; vakmanschap; vakwerk
trick behendigheid; handigheid; kunst; kunstgreep; kunstje; truc foefje; kneep; kneepje; kunstgreep; kunstje; list; loer; maniertje; manoeuvre; poets; slimheid; sluwe streek; streek; tochtje; toertje; trip; truc; trucage; uitje; uitstapje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
trick afzetten; bedonderen; bezwendelen; foppen; in de maling nemen; te pakken nemen; verneuken; voor de gek houden

Verwante woorden van "handigheid":

  • handigheden, handigheidje, handigheidjes, handig

Wiktionary: handigheid

handigheid
noun
  1. power of performance; means of execution; ability; skill; dexterity
  2. skill in performing tasks, especially with the hands
  3. state or condition of being useful

Cross Translation:
FromToVia
handigheid cunning; skill; talent GeschickPlural ungebräuchlich: Fähigkeit
handigheid dexterity Geschicklichkeit — die Fähigkeit, eine Sache schnell und ohne großen Aufwand zu erledigen
handigheid address adresseindication, désignation, soit du destinataire, soit de la destination où il falloir aller ou envoyer.
handigheid dexterity dextéritéadresse de la main.
handigheid skill; skillfulness; habilitation; expertise; accomplishment; ability; competence; aptitude habiletéfacilité, disposition, qualité qui rend propre à faire certaines choses, à réussir dans certaines actions, en particulier en utilisant ses mains.

handigheid vorm van handig:

handig bijvoeglijk naamwoord

  1. handig (nuttig)
    useful; handy
    • useful bijvoeglijk naamwoord
    • handy bijvoeglijk naamwoord
  2. handig (behendig; vaardig; bekwaam; kundig)
    proficient; capable; skilful; handy; dexterous; nimble; neat; adroit; expert; able; skillful
  3. handig (bruikbaar; nuttig; inzetbaar; werkbaar)
    useful
    • useful bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor handig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
expert deskundige; expert; piet; specialist; specialiste; vakkundige; vakman
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
able behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig bedreven; bekwaam; capabel; competent; deskundig; fysiek in staat; geoefend; geschikt; in staat; intelligent; knap; kundig; oordeelkundig; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig
adroit behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig bedreven; bekwaam; geoefend; rap; snel; vlot; vlug
capable behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig bedreven; bekwaam; capabel; competent; deskundig; fysiek in staat; geoefend; geschikt; in staat; intelligent; knap; kundig; oordeelkundig; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig
dexterous behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig rap; snel; vlot; vlug
expert behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig rap; snel; vlot; vlug
handy behendig; bekwaam; handig; kundig; nuttig; vaardig handzaam; rap; snel; vlot; vlug
neat behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; decent; eerbaar; eerzaam; fatsoenlijk; fideel; fleurig; geestig; jolig; keurig; kies; kleurig; kwiek; levendig; lustig; manierlijk; monter; netjes; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; ordelijk; ordelijk gemaakt; proper; rap; respectabel; schoon; sec; snel; uitgelaten; vlot; vlug; vrolijk; wakker; welgemoed; welvoeglijk; zindelijk; zonnig
nimble behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig flitsend; gehaaid; gevat; gewiekst; hip; lichtvoetig; modieus; rap; snedig; snel; snelvoetig; trendy; uitgeslapen; vlot; vlug
proficient behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig bedreven; bekwaam; capabel; competent; fysiek in staat; geoefend; geschikt; in staat; volleerd
skilful behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig bedreven; bekwaam; briljant; clever; geoefend; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; magistraal; meesterlijk; pienter; rap; schrander; slim; snel; snugger; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk; vlot; vlug
skillful behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig bedreven; bekwaam; briljant; clever; geoefend; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; magistraal; meesterlijk; pienter; rap; schrander; slim; snel; snugger; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk; vlot; vlug
useful bruikbaar; handig; inzetbaar; nuttig; werkbaar bruikbaar; bruikbare; nuttig; praktisch; verdienstelijk; voordelig

Verwante woorden van "handig":

  • handigheid, handiger, handigere, handigst, handigste, handige

Synoniemen voor "handig":


Verwante definities voor "handig":

  1. snel en met zoveel mogelijk resultaat1
    • mijn man is handig, hij kan alles1
  2. makkelijk in het gebruik1
    • dit doekje is erg handig, ik gebruik het overal voor1

Wiktionary: handig

handig
adjective
  1. goed met de handen om kunnen gaan
handig
adjective
  1. dexterous; ready; apt; felicitous
  2. dexterous
  3. easy to use
  4. skillful
  5. dextrous
  6. serving a useful function; functional or handy
  7. having varied uses or many functions

Cross Translation:
FromToVia
handig adroit; dexterous; able; proficient; capable; handy; skillful; skilful; skilled; smart; adept; accomplished; apt adroit — Qui a de l’adresse. (Sens général).
handig adroit; able; proficient; capable; handy; skilful; skilled; smart; adept; accomplished; apt habileadroit ; qui fait ce qu’il entreprendre avec souplesse.