Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. aardigheidje:
  2. aardigheid:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aardigheidje (Nederlands) in het Engels

aardigheidje:

aardigheidje [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het aardigheidje (presentje)
    the present; the little present; the little something

Vertaal Matrix voor aardigheidje:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
little present aardigheidje; presentje aardigheid; cadeautje; klein cadeautje; kleinigheid
little something aardigheidje; presentje klein cadeautje; kleinigheid
present aardigheidje; presentje aardigheid; cadeau; geschenk; kado; o.t.t.; onvoltooid tegenwoordige tijd; present; presentje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
present aanbevelen; aanbieden; aanraden; bedelen; begiftigen; beschenken; exposeren; iemand recommanderen; indienen; laten zien; naar voren brengen; nomineren; opgevoerd worden; opperen; poneren; presenteren; tentoonstellen; tonen; vertonen; voor ogen brengen; voordragen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
present aanwezig; eigentijds; hedendaags; huidig; modern; momenteel; present!; tegenwoordig; tijdseigen; van nu; van vandaag

Verwante woorden van "aardigheidje":


Wiktionary: aardigheidje

aardigheidje
noun
  1. een kleine attentie of gift die iemands waardering of genegenheid uitdrukt
    • aardigheidjejoke

Cross Translation:
FromToVia
aardigheidje banter; gag; joke; wisecrack; jest badinageaction ou propos léger, qui ne prête pas à conséquences.

aardigheidje vorm van aardigheid:

aardigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de aardigheid (cadeau; geschenk; kado; presentje; present)
    the present; the gift; the offering
    • present [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gift [the ~] zelfstandig naamwoord
    • offering [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de aardigheid (genoegen; plezier)
    the pleasure; the delight; the joy
    • pleasure [the ~] zelfstandig naamwoord
    • delight [the ~] zelfstandig naamwoord
    • joy [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. de aardigheid (vriendelijkheid)
    the friendliness; the kindness; the goodwill; the geniality; the amiability; the heartiness
  4. de aardigheid (cadeautje)
    the little present; the little gift
  5. de aardigheid (geintje; grapje; scherts; )
    the joke; the prank; the banter
    • joke [the ~] zelfstandig naamwoord
    • prank [the ~] zelfstandig naamwoord
    • banter [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. de aardigheid (uiting van vrolijkheid; gein; grap)
    the fun
    • fun [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor aardigheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amiability aardigheid; vriendelijkheid bekoorlijkheid; bevalligheid; goedmoedigheid; liefheid; lieflijkheid; lieftalligheid; zoetheid
banter aardigheid; gein; geintje; gekheid; grapje; lolletje; pretje; scherts blijdschap; malheid; plezier; vreugde
delight aardigheid; genoegen; plezier enthousiasme; geneugte; genieten; genot; uitbundigheid; uitgelatenheid; verlossing; zaligheid
friendliness aardigheid; vriendelijkheid hartelijkheid; jovialiteit; toeschietelijkheid; vriendschappelijkheid
fun aardigheid; gein; grap; uiting van vrolijkheid gein; genoegen; genot; grapjes; jolijt; jool; keet; kluchtigheid; koddigheid; leukheid; leut; lol; lolletjes; lust; plezier; pret; pretmakerij; schertsen
geniality aardigheid; vriendelijkheid
gift aardigheid; cadeau; geschenk; kado; present; presentje aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; presentje; schenking; scherpzinnigheid; talent; verjaardagscadeau; vernuft
goodwill aardigheid; vriendelijkheid dienst; goodwill; gunst; handelszaak
heartiness aardigheid; vriendelijkheid gloed; hartelijkheid; hartstocht; hartstochtelijkheid; jovialiteit; overgave; passie; vurigheid; vuur
joke aardigheid; gein; geintje; gekheid; grapje; lolletje; pretje; scherts bak; canard; farce; grap; grappenmakerij; grol; kwinkslag; mop; scherts; schertsvertoning; ui
joy aardigheid; genoegen; plezier blijheid; blijmoedigheid; bof; gein; geluk; geluk hebbend; gelukzaligheid; geneugte; genieten; genot; heerlijkheid; jolijt; jool; jubelkreten; jubels; keet; keurigheid; leut; lol; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; opgewektheid; ordelijkheid; plezier; pret; pretmakerij; properheid; smetteloosheid; vreugde; vreugdekreten; vreugdeschreeuwen; vrolijkheid
kindness aardigheid; vriendelijkheid clementie; compassie; dienst; gedienstige handeling; gedienstigheid; goedertierenheid; goedgunstigheid; goedwillendheid; gratie; liefheid; mildheid; voorkomendheid; welwillendheid; zachtaardigheid; zoetheid
little gift aardigheid; cadeautje
little present aardigheid; cadeautje aardigheidje; klein cadeautje; kleinigheid; presentje
offering aardigheid; cadeau; geschenk; kado; present; presentje offer; offerande
pleasure aardigheid; genoegen; plezier blijheid; blijmoedigheid; gein; geneugte; genieten; genoegen; genot; hilariteit; joligheid; jolijt; jool; keet; keurigheid; leut; lol; lust; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; opgewektheid; ordelijkheid; plezier; pret; pretmakerij; properheid; smetteloosheid; vreugde; vrolijkheid; welgevallen
prank aardigheid; gein; geintje; gekheid; grapje; lolletje; pretje; scherts baldadigheid; guitenstreek; kattenkwaad; kwajongensstreek; ondeugendheid; poets; schelmenstreek; schelmerij; schelmstuk; streek
present aardigheid; cadeau; geschenk; kado; present; presentje aardigheidje; o.t.t.; onvoltooid tegenwoordige tijd; presentje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
banter badineren; dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen
delight bekoren; bevallen; blij maken; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken
gift bedelen; begiftigen; beschenken
joke badineren; dollen; een poets bakken; gekheid maken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; grappen maken; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen
present aanbevelen; aanbieden; aanraden; bedelen; begiftigen; beschenken; exposeren; iemand recommanderen; indienen; laten zien; naar voren brengen; nomineren; opgevoerd worden; opperen; poneren; presenteren; tentoonstellen; tonen; vertonen; voor ogen brengen; voordragen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
present aanwezig; eigentijds; hedendaags; huidig; modern; momenteel; present!; tegenwoordig; tijdseigen; van nu; van vandaag

Verwante woorden van "aardigheid":


Wiktionary: aardigheid

aardigheid
noun
  1. het prettige, het bevallige
aardigheid
noun
  1. instance of charitable behavior