Overzicht
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- aanwezig zijn:
-
Wiktionary:
- aanwezig zijn → attend
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor aanwezig zijn (Nederlands) in het Engels
aanwezig zijn:
aanwezig zijn werkwoord (ben aanwezig, bent aanwezig, is aanwezig, was aanwezig, waren aanwezig, aanwezig geweest)
Conjugations for aanwezig zijn:
o.t.t.
- ben aanwezig
- bent aanwezig
- is aanwezig
- zijn aanwezig
- zijn aanwezig
- zijn aanwezig
o.v.t.
- was aanwezig
- was aanwezig
- was aanwezig
- waren aanwezig
- waren aanwezig
- waren aanwezig
v.t.t.
- ben aanwezig geweest
- bent aanwezig geweest
- is aanwezig geweest
- zijn aanwezig geweest
- zijn aanwezig geweest
- zijn aanwezig geweest
v.v.t.
- was aanwezig geweest
- was aanwezig geweest
- was aanwezig geweest
- waren aanwezig geweest
- waren aanwezig geweest
- waren aanwezig geweest
o.t.t.t.
- zal aanwezig zijn
- zult aanwezig zijn
- zal aanwezig zijn
- zullen aanwezig zijn
- zullen aanwezig zijn
- zullen aanwezig zijn
o.v.t.t.
- zou aanwezig zijn
- zou aanwezig zijn
- zou aanwezig zijn
- zouden aanwezig zijn
- zouden aanwezig zijn
- zouden aanwezig zijn
diversen
- ben aanwezig!
- bent aanwezig!
- aanwezig geweest
- aanwezig zijnde
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor aanwezig zijn:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
witness | getuige; getuige voor de rechtbank; kroongetuige; omstander; toeschouwer | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
attend | aanwezig zijn; bijwonen | aandachtig luisteren; assisteren; bekijken; bijspringen; bijstaan; gadeslaan; gewaarworden; helpen; horen; merken; observeren; ondersteunen; opdagen; opduiken; opkomen; opletten; seconderen; signaleren; toeluisteren; verschijnen; voelen; waarnemen; weldoen; zien |
be present | aanwezig zijn; er zijn | erbij zijn; tegenwoordig zijn |
be present at | aanwezig zijn; bijwonen | opdagen; opduiken; opkomen; verschijnen |
be there | aanwezig zijn; er zijn | |
witness | aanwezig zijn; bijwonen | bekijken; gadeslaan; getuigen van; gewaarworden; horen; laten blijken; laten zien; meemaken; merken; observeren; opdagen; opduiken; opkomen; signaleren; verschijnen; voelen; waarnemen; zien |
Wiktionary: aanwezig zijn
aanwezig zijn
verb
-
to be present at