Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. verschalken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verschalken (Nederlands) in het Engels

verschalken:

verschalken werkwoord (verschalk, verschalkt, verschalkte, verschalkten, verschalkt)

  1. verschalken (nuttigen)
    to polish off; to put away
    • polish off werkwoord (polishes off, polished off, polishing off)
    • put away werkwoord (puts away, put away, putting away)

Conjugations for verschalken:

o.t.t.
  1. verschalk
  2. verschalkt
  3. verschalkt
  4. verschalken
  5. verschalken
  6. verschalken
o.v.t.
  1. verschalkte
  2. verschalkte
  3. verschalkte
  4. verschalkten
  5. verschalkten
  6. verschalkten
v.t.t.
  1. heb verschalkt
  2. hebt verschalkt
  3. heeft verschalkt
  4. hebben verschalkt
  5. hebben verschalkt
  6. hebben verschalkt
v.v.t.
  1. had verschalkt
  2. had verschalkt
  3. had verschalkt
  4. hadden verschalkt
  5. hadden verschalkt
  6. hadden verschalkt
o.t.t.t.
  1. zal verschalken
  2. zult verschalken
  3. zal verschalken
  4. zullen verschalken
  5. zullen verschalken
  6. zullen verschalken
o.v.t.t.
  1. zou verschalken
  2. zou verschalken
  3. zou verschalken
  4. zouden verschalken
  5. zouden verschalken
  6. zouden verschalken
diversen
  1. verschalk!
  2. verschalkt!
  3. verschalkt
  4. verschalkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verschalken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
polish off nuttigen; verschalken uitslijpen; wegslijpen
put away nuttigen; verschalken achterhouden; behouden; bergen; bespreken; bewaren; opbergen; opruimen; opzij leggen; opzijleggen; reis boeken; reserveren; stallen; terughouden; van zich afzetten; vastleggen; voorbehouden; wegbergen; wegsluiten; wegsteken; wegstoppen; wegzetten

Wiktionary: verschalken


Cross Translation:
FromToVia
verschalken fool; trick verarschen(transitiv); salopp: jemandem zu seinem eigenen Vorteil beziehungsweise zur allgemeinen Belustigung eine Unwahrheit erzählen, sich über jemanden lustig machen
verschalken dupe duper — Prendre pour dupe, tromper.