Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. uitstrooien:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitstrooien (Nederlands) in het Engels

uitstrooien:

uitstrooien werkwoord (strooi uit, strooit uit, strooide uit, strooiden uit, uitgestrooid)

  1. uitstrooien (uitzaaien)
    to metastasize; to disseminate; to sow; to metastasise
    • metastasize werkwoord, Amerikaans (metastasizes, metastasized, metastasizing)
    • disseminate werkwoord (disseminates, disseminated, disseminating)
    • sow werkwoord (sows, sowed, sowing)
    • metastasise werkwoord, Brits

Conjugations for uitstrooien:

o.t.t.
  1. strooi uit
  2. strooit uit
  3. strooit uit
  4. strooien uit
  5. strooien uit
  6. strooien uit
o.v.t.
  1. strooide uit
  2. strooide uit
  3. strooide uit
  4. strooiden uit
  5. strooiden uit
  6. strooiden uit
v.t.t.
  1. heb uitgestrooid
  2. hebt uitgestrooid
  3. heeft uitgestrooid
  4. hebben uitgestrooid
  5. hebben uitgestrooid
  6. hebben uitgestrooid
v.v.t.
  1. had uitgestrooid
  2. had uitgestrooid
  3. had uitgestrooid
  4. hadden uitgestrooid
  5. hadden uitgestrooid
  6. hadden uitgestrooid
o.t.t.t.
  1. zal uitstrooien
  2. zult uitstrooien
  3. zal uitstrooien
  4. zullen uitstrooien
  5. zullen uitstrooien
  6. zullen uitstrooien
o.v.t.t.
  1. zou uitstrooien
  2. zou uitstrooien
  3. zou uitstrooien
  4. zouden uitstrooien
  5. zouden uitstrooien
  6. zouden uitstrooien
en verder
  1. ben uitgestrooid
  2. bent uitgestrooid
  3. is uitgestrooid
  4. zijn uitgestrooid
  5. zijn uitgestrooid
  6. zijn uitgestrooid
diversen
  1. strooi uit!
  2. strooit uit!
  3. uitgestrooid
  4. uitstrooiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitstrooien:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sow zeug; zeugen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
disseminate uitstrooien; uitzaaien een boodschap uitdragen; uitdragen; verkondigen
metastasise uitstrooien; uitzaaien
metastasize uitstrooien; uitzaaien
sow uitstrooien; uitzaaien bezaaien; inzaaien; rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien; zaaien

Wiktionary: uitstrooien

uitstrooien
verb
  1. to disperse, scatter

Cross Translation:
FromToVia
uitstrooien spread; punctuate; stud; stipple; shower; strew; disseminate; propagate; scatter parsemersemer ou jeter çà et là ; répandre.