Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. oppas:
  2. oppassen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor oppas (Nederlands) in het Engels

oppas:

oppas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de oppas (kinderoppas; babyoppas; babysitter)
    the child minder; the babysitter; the nanny; the nurse

Vertaal Matrix voor oppas:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
babysitter babyoppas; babysitter; kinderoppas; oppas
child minder babyoppas; babysitter; kinderoppas; oppas
nanny babyoppas; babysitter; kinderoppas; oppas gouvernante; kinderjuffrouw; kindermeisje
nurse babyoppas; babysitter; kinderoppas; oppas baker; dierverzorger; min; verpleegkundige; verpleegster; verzorger; ziekenverpleegster; ziekenverpleger; zoogmoeder; zuster
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nurse een baby zogen; geneesmiddel toedienen; geven; ingeven; koesteren; toedienen; verplegen; verstrekken; verzorgen; zogen; zorgen voor; zorgen voor iets

Verwante woorden van "oppas":


Wiktionary: oppas


Cross Translation:
FromToVia
oppas babysitter baby-sitter — Garde de bébé ou d’enfant

oppassen:

oppassen werkwoord (pas op, past op, paste op, pasten op, opgepast)

  1. oppassen (voorzichtig zijn; uitkijken)
    to beware; to take care; pay attention to; to be careful; to attend to; to watch; to look out; to watch out
    • beware werkwoord (bewares, bewared, bewaring)
    • take care werkwoord (takes care, took care, taking care)
    • pay attention to werkwoord
    • be careful werkwoord (is careful, being careful)
    • attend to werkwoord (attends to, attended to, attending to)
    • watch werkwoord (watches, watched, watching)
    • look out werkwoord (looks out, looked out, looking out)
    • watch out werkwoord (watches out, watched out, watching out)
  2. oppassen (uitkijken voor; opletten)
    to watch out; to mind; to look out
    • watch out werkwoord (watches out, watched out, watching out)
    • mind werkwoord (minds, minded, minding)
    • look out werkwoord (looks out, looked out, looking out)

Conjugations for oppassen:

o.t.t.
  1. pas op
  2. past op
  3. past op
  4. passen op
  5. passen op
  6. passen op
o.v.t.
  1. paste op
  2. paste op
  3. paste op
  4. pasten op
  5. pasten op
  6. pasten op
v.t.t.
  1. heb opgepast
  2. hebt opgepast
  3. heeft opgepast
  4. hebben opgepast
  5. hebben opgepast
  6. hebben opgepast
v.v.t.
  1. had opgepast
  2. had opgepast
  3. had opgepast
  4. hadden opgepast
  5. hadden opgepast
  6. hadden opgepast
o.t.t.t.
  1. zal oppassen
  2. zult oppassen
  3. zal oppassen
  4. zullen oppassen
  5. zullen oppassen
  6. zullen oppassen
o.v.t.t.
  1. zou oppassen
  2. zou oppassen
  3. zou oppassen
  4. zouden oppassen
  5. zouden oppassen
  6. zouden oppassen
diversen
  1. pas op!
  2. past op!
  3. opgepast
  4. oppassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

oppassen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het oppassen (attentie; uitkijken)
    the attention

Vertaal Matrix voor oppassen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
attention attentie; oppassen; uitkijken acht
mind aard; bewustzijn; brein; geaardheid; gemoed; inborst; inslag; inzicht; karakter; mentaliteit; natuur; rede; verstand
watch bewaking; controle; hoede; horloge; op wacht staan; surveillance
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
attend to oppassen; uitkijken; voorzichtig zijn bedienen; knoppen bedienen; serveren
be careful oppassen; uitkijken; voorzichtig zijn
beware oppassen; uitkijken; voorzichtig zijn
look out opletten; oppassen; uitkijken; uitkijken voor; voorzichtig zijn oppassen voor gevaar; uitkijken
mind opletten; oppassen; uitkijken voor bemoeien; inmengen; mengen
pay attention to oppassen; uitkijken; voorzichtig zijn bij de les blijven; letten op; opletten
take care oppassen; uitkijken; voorzichtig zijn aandacht erbij houden; behandelen; opletten; verzorgen; zorg dragen; zorgdragen; zorgen
watch oppassen; uitkijken; voorzichtig zijn aanblikken; aandacht erbij houden; aankijken; aanzien; begluren; bekijken; bewaken; bezichtigen; blikken; blikken werpen; gadeslaan; gluren; in de gaten houden; in het oog houden; inspecteren; kijken; observeren; opletten; patrouilleren; schouwen; surveilleren; toekijken; toeschouwen; toezicht houden; toezien; volgen; waarnemen; waken; wakker blijven; zien
watch out opletten; oppassen; uitkijken; uitkijken voor; voorzichtig zijn oppassen voor gevaar; uitkijken; uitkijken naar; zich verheugen op
- opletten; uitkijken

Verwante woorden van "oppassen":


Synoniemen voor "oppassen":


Verwante definities voor "oppassen":

  1. je aandacht erbij houden1
    • je moet goed oppassen, anders val je1
  2. toezicht op een kind houden1
    • wil je vanavond oppassen als wij naar de film gaan?1

Wiktionary: oppassen

oppassen
verb
  1. to use caution

Cross Translation:
FromToVia
oppassen watch over; examine; oversee surveillerobserver avec attention ; examiner ; contrôler.