Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. fris:
  2. FRIS:
  3. Wiktionary:
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. FRIS:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor fris (Nederlands) in het Engels

fris:

fris bijvoeglijk naamwoord

  1. fris (koel; luchtig)
    fresh; airy; cool
    • fresh bijvoeglijk naamwoord
    • airy bijvoeglijk naamwoord
    • cool bijvoeglijk naamwoord
  2. fris (koel; frisjes)
    chilly; cool; chilli
    • chilly bijvoeglijk naamwoord, Brits
    • cool bijvoeglijk naamwoord
    • chilli bijvoeglijk naamwoord, Amerikaans
  3. fris (koel)
    little fresh

Vertaal Matrix voor fris:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cool afkoeling; afstandelijkheid; beheersing; controle; frisheid; gereserveerdheid; kilte; koelheid; koelte; kou; koude; verkoeling; zelfbeheersing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cool afkoelen; bekoelen; koel worden; koelen; verkillen; verkoelen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
airy fris; koel; luchtig
chilli fris; frisjes; koel afstandelijk; guur; kil; koel; koeltjes; koud; koud en vochtig; kouwelijk
chilly fris; frisjes; koel afstandelijk; guur; kil; koel; koeltjes; koud; koud en vochtig; kouwelijk
cool fris; frisjes; koel; luchtig afstandelijk; bedaard; flegmatisch; gaaf; gelijkmoedig; kalm; koel; koud; mieters; nuchter; onderkoeld; rustig; schitterend; stressbestendig; tof; zakelijk
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
- vers
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fresh fris; koel; luchtig nieuw; nieuwbakken; nieuwe; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onbestorven; ongebruikt; ongeopend
little fresh fris; koel

Verwante woorden van "fris":


Synoniemen voor "fris":


Antoniemen van "fris":


Verwante definities voor "fris":

  1. drankje zonder alcohol1
    • wil je ook een glaasje fris?1
  2. schoon en helder1
    • een fris gewassen handdoek1
  3. wat koud aanvoelt1
    • er stond een frisse wind1
  4. nieuw, kortgeleden gemaakt1
    • ik begon met frisse moed aan die baan1

Wiktionary: fris

fris
adjective
  1. zojuist schoongemaakt, prettig ruikend
fris
adjective
  1. refreshing or cool
  2. having a slightly low temperature
  3. having a low temperature
  4. fresh

Cross Translation:
FromToVia
fris fresh frischneu, gerade eben erst, kürzlich
fris fresh frais — Qui est en état de fraîcheur.

FRIS:

FRIS

  1. FRIS (Financial Reporting Instance Standard)
    the Financial Reporting Instance Standard; the FRIS
    – A standard that places additional constraints on instance documents that are used for financial reporting. All instance documents that are valid under FRIS are valid XBRL documents. However, not all XBRL documents are valid under FRIS. 2

Vertaal Matrix voor FRIS:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
FRIS FRIS; Financial Reporting Instance Standard
Financial Reporting Instance Standard FRIS; Financial Reporting Instance Standard



Engels

Uitgebreide vertaling voor fris (Engels) in het Nederlands

FRIS:

FRIS [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the FRIS (Financial Reporting Instance Standard)
    – A standard that places additional constraints on instance documents that are used for financial reporting. All instance documents that are valid under FRIS are valid XBRL documents. However, not all XBRL documents are valid under FRIS. 2

Vertaal Matrix voor FRIS:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
FRIS FRIS; Financial Reporting Instance Standard
Financial Reporting Instance Standard FRIS; Financial Reporting Instance Standard

Verwante definities voor "FRIS":

  1. A standard that places additional constraints on instance documents that are used for financial reporting. All instance documents that are valid under FRIS are valid XBRL documents. However, not all XBRL documents are valid under FRIS.2