Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. circuit:
  2. Wiktionary:
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. circuit:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor circuit (Nederlands) in het Engels

circuit:

circuit [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het circuit
    the circuit; the racing track

Vertaal Matrix voor circuit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
circuit circuit schakeling; stroomkring
racing track circuit

Verwante woorden van "circuit":

  • circuits, circuitje

Wiktionary: circuit

circuit
noun
  1. omloop voor snelheidswedstrijden
  2. elektronisch netwerk

Verwante vertalingen van circuit



Engels

Uitgebreide vertaling voor circuit (Engels) in het Nederlands

circuit:

circuit [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the circuit (racing track)
    het circuit
    • circuit [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. the circuit (connection; linking; gear change)
    de schakeling
  3. the circuit
    de stroomkring

Vertaal Matrix voor circuit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
circuit circuit; racing track
schakeling circuit; connection; gear change; linking
stroomkring circuit
- circle; circumference; electric circuit; electrical circuit; lap; racing circuit; tour

Verwante woorden van "circuit":

  • circuits

Synoniemen voor "circuit":


Verwante definities voor "circuit":

  1. movement once around a course1
  2. a journey or route all the way around a particular place or area1
    • we took a quick circuit of the park1
    • a ten-day coach circuit of the island1
  3. an electrical device that provides a path for electrical current to flow1
  4. a racetrack for automobile races1
  5. (law) a judicial division of a state or the United States (so-called because originally judges traveled and held court in different locations); one of the twelve groups of states in the United States that is covered by a particular circuit court of appeal1
  6. the boundary line encompassing an area or object1
  7. an established itinerary of venues or events that a particular group of people travel to1
    • she's a familiar name on the club circuit1
    • on the lecture circuit1
    • the judge makes a circuit of the courts in his district1
    • the international tennis circuit1
  8. make a circuit1
    • They were circuiting about the state1

Wiktionary: circuit

circuit
noun
  1. omloop voor snelheidswedstrijden
  2. elektronisch netwerk
  3. verbinding

Verwante vertalingen van circuit