Chef: vertaling Nederlands

Overzicht

Nederlands naar Engels: Meer gegevens...

chef:
- superior; chief; head; boss; leader; headmanager; manager
Wiktionary:
- chef → head, chief, leader, boss
- chef → head, director, leader

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

chef:
- kok; keukenmeester; keukenprinses; meid; keukenmeid; kokkie; kookster
Wiktionary:
- chef → chefkok
- chef → chefkok, kok

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor chef (Nederlands) in het Engels

chef:

chef [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de chef (baas; hoofd; werkbaas; voorman)
the superior; the chief; the head; the boss; the leader
- superior [the ~] zelfstandig naamwoord
- chief [the ~] zelfstandig naamwoord
- head [the ~] zelfstandig naamwoord
- boss [the ~] zelfstandig naamwoord
- leader [the ~] zelfstandig naamwoord
de chef (afdelingshoofd; afdelingschef)
the headmanager; the manager
- headmanager [the ~] zelfstandig naamwoord
- manager [the ~] zelfstandig naamwoord
de chef (baas; hoofd)
the boss
- boss [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor chef:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
boss	baas; chef; hoofd; voorman; werkbaas	baas; bazin; directeur; gebiedster; meerdere; meester; meesteres; patroon; superieur
chief	baas; chef; hoofd; voorman; werkbaas	aanvoerder; aanvoerster; baas; bestuurder; hoofd; hoofdleider; hoofdman; kopstuk; leider; leidster; leidsvrouw; manager; meerdere; meester; opperhoofd; patroon; stamhoofd; superieur; voorvrouw; voorzitter
head	baas; chef; hoofd; voorman; werkbaas	bol; hoofd; hoofd van een mens; hoofdeinde; hoofdleider; hoofdman; kop; kopzin; krop; opeengepakte bladeren; opperhoofd; stamhoofd
headmanager	afdelingschef; afdelingshoofd; chef
leader	baas; chef; hoofd; voorman; werkbaas	aanvoerder; baas; begeleider; bestuurder; gids; groepsleider; hoofd; hoofdleider; hoofdman; kopman; kopstuk; leider; leidsman; lijstaanvoerder; loods; manager; meerdere; meester; opperhoofd; opvulteken; patroon; pees; stamhoofd; superieur; voorzitter; zeen
manager	afdelingschef; afdelingshoofd; chef	bedrijfsleider; bestuurder; directeur; impresario; kopstuk; leidinggevend administratief personeel; leidinggevende; manager; voorzitter; zetbaas
superior	baas; chef; hoofd; voorman; werkbaas
-	baas
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
head		knotten
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
chief		cruciaal; kardinaal; voornaamst
superior		aanmatigend; arrogant; hautain; heel mooi; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; neerbuigend; superieur; uit de hoogte; uitgelezen; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen

Verwante woorden van "chef":

chefs

Synoniemen voor "chef":

baas

Verwante definities voor "chef":

wie de leiding heeft¹
- mijn chef wil dat ik overwerk¹

Wiktionary: chef

chef

noun

de baas, iemand die de leiding heeft
- chef → head; chief; leader

chef

noun

leader or chief
- head → chef; cheffin; leidster; leider; baas; bazin; hoofd
person in charge
- boss → chef; bazin; baas

Cross Translation:

From	To	Via
• chef	→ head; director; leader	↔ Leiter — Person, die etwas leitet beziehungsweise als verantwortlicher Vorgesetzter in leitender Position steht

Verwante vertalingen van chef

Engels

Uitgebreide vertaling voor chef (Engels) in het Nederlands

chef:

chef [the ~] zelfstandig naamwoord

the chef (head-cook; cook)
de kok; de keukenmeester
- kok [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- keukenmeester [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
the chef (kitchen-maid; cook; caterer; head-cook)
de keukenprinses; de meid; de keukenmeid
- keukenprinses [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- meid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- keukenmeid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
the chef (caterer; cook; head-cook)
de kokkie; de kookster
- kokkie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- kookster [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor chef:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
keukenmeester	chef; cook; head-cook
keukenmeid	caterer; chef; cook; head-cook; kitchen-maid
keukenprinses	caterer; chef; cook; head-cook; kitchen-maid
kok	chef; cook; head-cook
kokkie	caterer; chef; cook; head-cook
kookster	caterer; chef; cook; head-cook
meid	caterer; chef; cook; head-cook; kitchen-maid	maid; maiden
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	chief cook

Verwante woorden van "chef":

chefs

Synoniemen voor "chef":

cook

Verwante definities voor "chef":

a professional cook²

Wiktionary: chef

chef

noun

The head cook of an establishment such as a restaurant
- chef → chefkok

Cross Translation:

From	To	Via
• chef	→ chefkok	↔ chef — Responsable de la cuisine dans un restaurant
• chef	→ kok	↔ cuisinier — Celui qui prépare la nourriture

Nederlandse en Engelse zoekresultaten voor: chef

Uitgebreide vertaling voor chef (Nederlands) in het Engels

chef:

chef [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de chef (baas; hoofd; werkbaas; voorman)

de chef (afdelingshoofd; afdelingschef)

de chef (baas; hoofd)

Vertaal Matrix voor chef:

Verwante woorden van "chef":

Synoniemen voor "chef":

Verwante definities voor "chef":

Wiktionary: chef

Verwante vertalingen van chef

Uitgebreide vertaling voor chef (Engels) in het Nederlands

chef:

chef [the ~] zelfstandig naamwoord

the chef (head-cook; cook)

the chef (kitchen-maid; cook; caterer; head-cook)

the chef (caterer; cook; head-cook)

Vertaal Matrix voor chef:

Verwante woorden van "chef":

Synoniemen voor "chef":

Verwante definities voor "chef":

Wiktionary: chef

Verwante vertalingen van chef