Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. wel:
  2. wellen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor wel (Nederlands) in het Engels

wel:

wel [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de wel (waterput; bron; put)
    the well
    • well [the ~] zelfstandig naamwoord

wel bijwoord

  1. wel (jawel)
    indeed; well

Vertaal Matrix voor wel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
well bron; put; waterput; wel
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- betrekkelijk; redelijk; tamelijk
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
indeed jawel; wel 'tuurlijk; allicht; beslist; bijgevolg; daadwerkelijk; dus; echt; effectief; feitelijk; geheid; gewis; heus; jazeker; logisch; metterdaad; natuurlijk; ongetwijfeld; onontkomelijk; reëel; stellig; tja; trouwens; uiteraard; vanzelfsprekend; vast; vast en zeker; voorwaar; voorzeker; waar; waarachtig; waarlijk; warempel; wel degelijk; weliswaar; welzeker; werkelijk; zeker; zonder twijfel; à propos
- nogal
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
indeed inderdaad; ja
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
well jawel; wel; welnu blakend; blakend van gezondheid; fit; florerend; getraind; gezond; tja; welgesteld; welvarend; zonder ziekte

Verwante woorden van "wel":


Synoniemen voor "wel":


Antoniemen van "wel":


Verwante definities voor "wel":

  1. behoorlijk, maar niet uitzonderlijk1
    • het was wel leuk op dat feestje1
  2. bevestigen dat het zo is1
    • Jan gaat niet mee, Piet wel1
  3. gezond, in orde1
    • ze voelt zich niet wel1

Wiktionary: wel

wel
adverb
  1. een toegeving makend.
  2. benadrukkend, verbazing uitdrukkend
wel
verb
  1. for emphasis
noun
  1. water source
  2. spring
adverb
  1. -
interjection
  1. exclamation of surprise
particle
  1. word used to indicate disagreement or dissent in reply to a negative statement

Cross Translation:
FromToVia
wel certainly; indeed zwar — Gegensätzliches einräumend (zwar - aber)
wel fount; well; fountain-head; well-spring fontaine — Translations
wel spring; well-spring; fount; fountain-head source — Endroit d’où sort l’eau

wellen:

wellen werkwoord (wel, welt, welde, welden, geweld)

  1. wellen (borrelen)
    to bubble
    • bubble werkwoord (bubbles, bubbled, bubbling)

Conjugations for wellen:

o.t.t.
  1. wel
  2. welt
  3. welt
  4. wellen
  5. wellen
  6. wellen
o.v.t.
  1. welde
  2. welde
  3. welde
  4. welden
  5. welden
  6. welden
v.t.t.
  1. ben geweld
  2. bent geweld
  3. is geweld
  4. zijn geweld
  5. zijn geweld
  6. zijn geweld
v.v.t.
  1. was geweld
  2. was geweld
  3. was geweld
  4. waren geweld
  5. waren geweld
  6. waren geweld
o.t.t.t.
  1. zal wellen
  2. zult wellen
  3. zal wellen
  4. zullen wellen
  5. zullen wellen
  6. zullen wellen
o.v.t.t.
  1. zou wellen
  2. zou wellen
  3. zou wellen
  4. zouden wellen
  5. zouden wellen
  6. zouden wellen
diversen
  1. wel!
  2. welt!
  3. geweld
  4. wellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor wellen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bubble borrelen; wellen kralen; mousseren; opbruisen; parelen; sprankelen; tintelen

Verwante woorden van "wellen":


Wiktionary: wellen

wellen
verb
  1. iets in water leggen om het zachter te maken
wellen
verb
  1. to combine two similar objects into one
  2. to join materials (especially metals) by applying heat

Cross Translation:
FromToVia
wellen emanate; spring; well up; arise; well émaner — Se dégager par particules impondérables d’un corps dont la substance n’en est ni diminuer, ni altérer sensiblement.

Verwante vertalingen van wel