Nederlands

Uitgebreide vertaling voor mogen (Nederlands) in het Engels

mogen:

mogen werkwoord (mag, mocht, mochten, gemogen)

  1. mogen
    to may; to be allowed to; to have permission
    • may werkwoord (may, might)
    • be allowed to werkwoord (is allowed to, being allowed to)
    • have permission werkwoord (has permission, had permission, having permission)

Conjugations for mogen:

o.t.t.
  1. mag
  2. mag
  3. mag
  4. mogen
  5. moogt
  6. mogen
o.v.t.
  1. mocht
  2. mocht
  3. mocht
  4. mochten
  5. mochten
  6. mochten
v.t.t.
  1. heb gemogen
  2. hebt gemogen
  3. heeft gemogen
  4. hebben gemogen
  5. hebben gemogen
  6. hebben gemogen
v.v.t.
  1. had gemogen
  2. had gemogen
  3. had gemogen
  4. hadden gemogen
  5. hadden gemogen
  6. hadden gemogen
o.t.t.t.
  1. zal mogen
  2. zult mogen
  3. zal mogen
  4. zullen mogen
  5. zullen mogen
  6. zullen mogen
o.v.t.t.
  1. zou mogen
  2. zou mogen
  3. zou mogen
  4. zouden mogen
  5. zouden mogen
  6. zouden mogen
diversen
  1. mag!
  2. moogt!
  3. gemogen
  4. mogend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor mogen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
be allowed to mogen verlof hebben
have permission mogen verlof hebben
may mogen iets mogen; verlof hebben

Antoniemen van "mogen":


Verwante definities voor "mogen":

  1. hem aardig vinden1
    • ik mag die leraar wel1
  2. nodig of wenselijk zijn1
    • je mag wel oppassen1
  3. toestemming hebben1
    • ik mag vanavond naar de film1

Wiktionary: mogen

mogen
verb
  1. subjunctive
  2. have permission to
  3. may

Cross Translation:
FromToVia
mogen may dürfenModalverb (mit Infinitiv): die Erlaubnis haben, etwas zu tun
mogen appreciate; enjoy; fancy; think highly of; prize; think well of; have a high regard for; cherish aimerressentir un fort sentiment d’attirance pour quelqu’un ou quelque chose.
mogen appreciate; like; enjoy; fancy; love; think highly of; prize; think well of; have a high regard for; appraise; estimate; rate; assay; assess; evaluate; gauge; judge; value; esteem apprécier — Estimer, évaluer (quelque chose), en fixer la valeur, le prix. (Sens général).
mogen appreciate; like; enjoy; fancy; love; appraise; rate; assay; evaluate; gauge estimerpriser quelque chose, en apprécier, en déterminer la valeur.
mogen can; be able to; may pouvoir — Être capable, avoir la faculté, être en état de

Verwante vertalingen van mogen