Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor belasteren (Nederlands) in het Engels
belasteren:
-
belasteren (lasteren; kwaadspreken; smaden)
-
belasteren (kwaadspreken; roddelen; lasteren)
Conjugations for belasteren:
o.t.t.
- belaster
- belastert
- belastert
- belasteren
- belasteren
- belasteren
o.v.t.
- belasterde
- belasterde
- belasterde
- belasterden
- belasterden
- belasterden
v.t.t.
- heb belasterd
- hebt belasterd
- heeft belasterd
- hebben belasterd
- hebben belasterd
- hebben belasterd
v.v.t.
- had belasterd
- had belasterd
- had belasterd
- hadden belasterd
- hadden belasterd
- hadden belasterd
o.t.t.t.
- zal belasteren
- zult belasteren
- zal belasteren
- zullen belasteren
- zullen belasteren
- zullen belasteren
o.v.t.t.
- zou belasteren
- zou belasteren
- zou belasteren
- zouden belasteren
- zouden belasteren
- zouden belasteren
diversen
- belaster!
- belastert!
- belasterd
- belasterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
belasteren (zwartmaken)
Vertaal Matrix voor belasteren:
Wiktionary: belasteren
belasteren
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• belasteren | → slander; defame; libel; malign; vilify; backbite | ↔ calomnier — attaquer, blesser quelqu’un par des calomnies. |
• belasteren | → slander; defame; libel; malign; vilify; backbite | ↔ diffamer — décrier, chercher à déshonorer, à nuire à la réputation par ses paroles ou par ses écrits. |