Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. warm:
  2. Warm:
  3. warmen:
  4. Wiktionary:
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. warm:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor warm (Nederlands) in het Engels

warm:

warm

  1. warm

warm bijvoeglijk naamwoord

  1. warm (brandend; vurig; gloeiend; )
    broiling; scalding; burning

Vertaal Matrix voor warm:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
burning branden; brandplek; brandwond; verbrandheid; verbranding
scalding brandplek; brandwond; verbrandheid; verbranding; verschroeiing; verzenging
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
warm eten opwarmen; opwarmen; verhitten; verwarmen; warm maken; warmen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
burning brandend; fel; fonkelend; gloeiend; hevig; vurig; warm brandend; vlammend
warm Warm; hartelijk; minnelijk; vriendelijk
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
warm warm
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
broiling brandend; fel; fonkelend; gloeiend; hevig; vurig; warm bloedheet; smoorheet
scalding brandend; fel; fonkelend; gloeiend; hevig; vurig; warm
warm gloedvol; liefderijk; liefdevol

Verwante woorden van "warm":

  • warmer, warmere, warmst, warmste, warme

Antoniemen van "warm":


Verwante definities voor "warm":

  1. hartelijk en vriendelijk1
    • we werden warm ontvangen bij die familie1
  2. met een hoge temperatuur1
    • in de zomer is het vaak warm buiten1

Wiktionary: warm

warm
adjective
  1. Na te kijken en uit te splitsen vertalingen
warm
adjective
  1. having a high temperature
  2. having a temperature slightly higher than usual
  3. being something that causes warmth
  4. caring, of relation to another person

Cross Translation:
FromToVia
warm hot; warm chaud — De température plus haute que la normale, de température élevée.

Warm:

Warm bijvoeglijk naamwoord

  1. Warm
    warm
    – Pertaining to the intermediate rating of perceived interest that an account, opportunity, or lead has about a product or service. 2
    • warm bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor Warm:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
warm eten opwarmen; opwarmen; verhitten; verwarmen; warm maken; warmen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
warm Warm hartelijk; minnelijk; vriendelijk
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
warm warm
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
warm gloedvol; liefderijk; liefdevol

warmen:

warmen werkwoord (warm, warmt, warmde, warmden, gewarmd)

  1. warmen
    to warm; to warm up; to heat up; to heat
    • warm werkwoord (warms, warmed, warming)
    • warm up werkwoord (warms up, warmed up, warming up)
    • heat up werkwoord (heats up, heated up, heating up)
    • heat werkwoord (heats, heated, heating)

Conjugations for warmen:

o.t.t.
  1. warm
  2. warmt
  3. warmt
  4. warmen
  5. warmen
  6. warmen
o.v.t.
  1. warmde
  2. warmde
  3. warmde
  4. warmden
  5. warmden
  6. warmden
v.t.t.
  1. heb gewarmd
  2. hebt gewarmd
  3. heeft gewarmd
  4. hebben gewarmd
  5. hebben gewarmd
  6. hebben gewarmd
v.v.t.
  1. had gewarmd
  2. had gewarmd
  3. had gewarmd
  4. hadden gewarmd
  5. hadden gewarmd
  6. hadden gewarmd
o.t.t.t.
  1. zal warmen
  2. zult warmen
  3. zal warmen
  4. zullen warmen
  5. zullen warmen
  6. zullen warmen
o.v.t.t.
  1. zou warmen
  2. zou warmen
  3. zou warmen
  4. zouden warmen
  5. zouden warmen
  6. zouden warmen
diversen
  1. warm!
  2. warmt!
  3. gewarmd
  4. warmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor warmen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
heat bronst; krolsheid; loopsheid; manche; tochtigheid
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
heat warmen eten opwarmen; opwarmen; verhitten; verwarmen; warm maken
heat up warmen
warm warmen eten opwarmen; opwarmen; verhitten; verwarmen; warm maken
warm up warmen op temperatuur brengen; warm worden
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
warm Warm; hartelijk; minnelijk; vriendelijk
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
warm warm
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
warm gloedvol; liefderijk; liefdevol

Verwante vertalingen van warm



Engels

Uitgebreide vertaling voor warm (Engels) in het Nederlands

warm:

warm

  1. warm

warm bijvoeglijk naamwoord

  1. warm (hearty; warm-hearted; cordial; affectionate)
    – psychologically warm; friendly and responsive 3
    hartelijk
    – echt vriendelijk 1
    • hartelijk bijvoeglijk naamwoord
      • hij is erg hartelijk als je op bezoek komt1
    vriendelijk
    – met zorg en aandacht voor anderen 1
    • vriendelijk bijvoeglijk naamwoord
      • het was vriendelijk van hem de deur open te houden1
    minnelijk
  2. warm
    – Pertaining to the intermediate rating of perceived interest that an account, opportunity, or lead has about a product or service. 2
    Warm
    • Warm bijvoeglijk naamwoord

to warm werkwoord (warms, warmed, warming)

  1. to warm (warm up food; heat)
    opwarmen; verwarmen; verhitten; warm maken; eten opwarmen
    • opwarmen werkwoord (warm op, warmt op, warmde op, warmden op, opgewarmd)
    • verwarmen werkwoord (verwarm, verwarmt, verwarmde, verwarmden, verwarmd)
    • verhitten werkwoord (verhit, verhitte, verhitten, verhit)
    • warm maken werkwoord
    • eten opwarmen werkwoord
  2. to warm (warm up; heat up; heat)
    warmen
    • warmen werkwoord (warm, warmt, warmde, warmden, gewarmd)

Conjugations for warm:

present
  1. warm
  2. warm
  3. warms
  4. warm
  5. warm
  6. warm
simple past
  1. warmed
  2. warmed
  3. warmed
  4. warmed
  5. warmed
  6. warmed
present perfect
  1. have warmed
  2. have warmed
  3. has warmed
  4. have warmed
  5. have warmed
  6. have warmed
past continuous
  1. was warming
  2. were warming
  3. was warming
  4. were warming
  5. were warming
  6. were warming
future
  1. shall warm
  2. will warm
  3. will warm
  4. shall warm
  5. will warm
  6. will warm
continuous present
  1. am warming
  2. are warming
  3. is warming
  4. are warming
  5. are warming
  6. are warming
subjunctive
  1. be warmed
  2. be warmed
  3. be warmed
  4. be warmed
  5. be warmed
  6. be warmed
diverse
  1. warm!
  2. let's warm!
  3. warmed
  4. warming
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

warm bijvoeglijk naamwoord

  1. warm (loving; affectionate)
    liefderijk; liefdevol
  2. warm (enthusiastic; impassioned; glowing)
    gloedvol

Vertaal Matrix voor warm:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opwarmen warming-up
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
eten opwarmen heat; warm; warm up food
opwarmen heat; warm; warm up food
verhitten heat; warm; warm up food
verwarmen heat; warm; warm up food
warm maken heat; warm; warm up food
warmen heat; heat up; warm; warm up
- warm up
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Warm warm
gloedvol enthusiastic; glowing; impassioned; warm
hartelijk affectionate; cordial; hearty; warm; warm-hearted cordial; cordially; wholehearted
liefderijk affectionate; loving; warm
liefdevol affectionate; loving; warm
minnelijk affectionate; cordial; hearty; warm; warm-hearted
vriendelijk affectionate; cordial; hearty; warm; warm-hearted a kind manner; benevolent; good-natured; kind; mild
warm broiling; burning; scalding
- affectionate; ardent; fond; lovesome; quick; strong; tender
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- warmly
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
warm warm
- heat up; take the chill off; temper; warm up

Verwante woorden van "warm":


Synoniemen voor "warm":


Antoniemen van "warm":


Verwante definities voor "warm":

  1. of a seeker; near to the object sought3
    • you're getting warm3
  2. uncomfortable because of possible danger or trouble3
    • made things warm for the bookies3
  3. characterized by liveliness or excitement or disagreement3
    • a warm debate3
  4. characterized by strong enthusiasm3
    • warm support3
  5. easily aroused or excited3
    • a warm temper3
  6. freshly made or left3
    • a warm trail3
    • the scent is warm3
  7. having or displaying warmth or affection3
    • a warm embrace3
  8. having or producing a comfortable and agreeable degree of heat or imparting or maintaining heat3
    • a warm body3
    • a warm room3
    • a warm climate3
    • a warm coat3
  9. psychologically warm; friendly and responsive3
    • a warm greeting3
    • a warm personality3
    • warm support3
  10. (color) inducing the impression of warmth; used especially of reds and oranges and yellows3
    • warm reds and yellows and orange3
  11. in a warm manner3
    • warm-clad skiers3
  12. make warm or warmer3
    • The blanket will warm you3
  13. get warm or warmer3
    • The soup warmed slowly on the stove3
  14. Pertaining to the intermediate rating of perceived interest that an account, opportunity, or lead has about a product or service.2

Wiktionary: warm

warm
adjective
  1. having a temperature slightly higher than usual
  2. being something that causes warmth
  3. caring, of relation to another person
verb
  1. to make or keep warm
  2. to increasingly favour
warm
adjective
  1. redelijk warm, lauw
  2. Na te kijken en uit te splitsen vertalingen

Cross Translation:
FromToVia
warm amicaal; bevriend; vriendschappelijk amical — Qui faire preuve d’amitié.
warm warm chaud — De température plus haute que la normale, de température élevée.
warm hart-; hartelijk; innig cordial — Qui est propre à ranimer le fonctionnement du cœur.
warm opwarmen réchaufferrendre chaud ce qui est froid ou refroidi.

Verwante vertalingen van warm