Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. uit de weg gaan:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uit de weg gaan (Nederlands) in het Engels

uit de weg gaan:

uit de weg gaan werkwoord (ga uit de weg, gaat uit de weg, ging uit de weg, gingen uit de weg, gingen uit de weg)

  1. uit de weg gaan (uitwijken)
    to give way
    • give way werkwoord (gives way, gave way, giving way)
  2. uit de weg gaan (vermijden; mijden; ontlopen; ontwijken)
    to avoid; keep out of

Conjugations for uit de weg gaan:

o.t.t.
  1. ga uit de weg
  2. gaat uit de weg
  3. gaat uit de weg
  4. gaan uit de weg
  5. gaan uit de weg
  6. gaan uit de weg
o.v.t.
  1. ging uit de weg
  2. ging uit de weg
  3. ging uit de weg
  4. gingen uit de weg
  5. gingen uit de weg
  6. gingen uit de weg
v.t.t.
  1. ben gingen uit de weg
  2. bent gingen uit de weg
  3. is gingen uit de weg
  4. zijn gingen uit de weg
  5. zijn gingen uit de weg
  6. zijn gingen uit de weg
v.v.t.
  1. was gingen uit de weg
  2. was gingen uit de weg
  3. was gingen uit de weg
  4. waren gingen uit de weg
  5. waren gingen uit de weg
  6. waren gingen uit de weg
o.t.t.t.
  1. zal uit de weg gaan
  2. zult uit de weg gaan
  3. zal uit de weg gaan
  4. zullen uit de weg gaan
  5. zullen uit de weg gaan
  6. zullen uit de weg gaan
o.v.t.t.
  1. zou uit de weg gaan
  2. zou uit de weg gaan
  3. zou uit de weg gaan
  4. zouden uit de weg gaan
  5. zouden uit de weg gaan
  6. zouden uit de weg gaan
diversen
  1. ga uit de weg!
  2. gat uit de weg!
  3. gingen uit de weg
  4. uit de weg gaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uit de weg gaan:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avoid mijden; ontlopen; ontwijken; uit de weg gaan; vermijden ontduiken; ontlopen; ontwijken; vermijden
give way uit de weg gaan; uitwijken begeven; doorbuigen; doorzakken; eraf gaan; flippen; los worden; losgaan; verzakken
keep out of mijden; ontlopen; ontwijken; uit de weg gaan; vermijden

Wiktionary: uit de weg gaan

uit de weg gaan
verb
  1. give up

Cross Translation:
FromToVia
uit de weg gaan parry; adorn; decorate; ornament; bedeck; embellish; avoid; evade; dodge; duck; shirk; sidestep; steer clear of; avert parer — Traductions à trier suivant le sens
uit de weg gaan avoid; evade; elude; circumvent; dodge; duck; shirk; sidestep; steer clear of; avert éviter — Échapper à

Verwante vertalingen van uit de weg gaan