Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. calculeren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor calculeren (Nederlands) in het Engels

calculeren:

calculeren werkwoord (calculeer, calculeert, calculeerde, calculeerden, gecalculeerd)

  1. calculeren (uitrekenen; berekenen; becijferen; uitwerken)
    to calculate; to draw up; to figure out
    • calculate werkwoord (calculates, calculated, calculating)
    • draw up werkwoord (draws up, drew up, drawing up)
    • figure out werkwoord (figures out, figured out, figuring out)
    to value
    – fix or determine the value of; assign a value to 1
    • value werkwoord (values, valued, valueing)
      • value the jewelry and art work in the estate1

Conjugations for calculeren:

o.t.t.
  1. calculeer
  2. calculeert
  3. calculeert
  4. calculeren
  5. calculeren
  6. calculeren
o.v.t.
  1. calculeerde
  2. calculeerde
  3. calculeerde
  4. calculeerden
  5. calculeerden
  6. calculeerden
v.t.t.
  1. heb gecalculeerd
  2. hebt gecalculeerd
  3. heeft gecalculeerd
  4. hebben gecalculeerd
  5. hebben gecalculeerd
  6. hebben gecalculeerd
v.v.t.
  1. had gecalculeerd
  2. had gecalculeerd
  3. had gecalculeerd
  4. hadden gecalculeerd
  5. hadden gecalculeerd
  6. hadden gecalculeerd
o.t.t.t.
  1. zal calculeren
  2. zult calculeren
  3. zal calculeren
  4. zullen calculeren
  5. zullen calculeren
  6. zullen calculeren
o.v.t.t.
  1. zou calculeren
  2. zou calculeren
  3. zou calculeren
  4. zouden calculeren
  5. zouden calculeren
  6. zouden calculeren
diversen
  1. calculeer!
  2. calculeert!
  3. gecalculeerd
  4. calculerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor calculeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
draw up opmaken; opstellen; redigeren
value belang; besturing; betekenis; gedrag; herleidingskoers; houding; koers; leiding; nut; plan; rijrichting; valuta; waarde; wisselkoers; zin
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
calculate becijferen; berekenen; calculeren; uitrekenen; uitwerken afwegen; begroten; bepalen; berekenen; incalculeren; inschatten; ramen; rekenen; rekening houden met; schatten
draw up becijferen; berekenen; calculeren; uitrekenen; uitwerken lichten; naar boven trekken; omhoog rukken; omhoog trekken; omhoogrukken; preciseren; uitwerken
figure out becijferen; berekenen; calculeren; uitrekenen; uitwerken berekenen; ramen; schatten; uitdenken; uitdokteren; uitkienen; uitknobbelen
value becijferen; berekenen; calculeren; uitrekenen; uitwerken

Verwante definities voor "calculeren":

  1. door te rekenen iets aan de weet komen2
    • hij heeft gecalculeerd hoe duur de verbouwing wordt2

Wiktionary: calculeren

calculeren
verb
  1. rekenen

Cross Translation:
FromToVia
calculeren calculate; count; figure; work out; account; number; reckon; tally; add up calculerdéterminer un nombre au moyen d’un calcul, de calculs.
calculeren calculate; count; figure; work out; account; number; reckon; tally; add up compterdéterminer (une quantité, un nombre), plus particulièrement par un dénombrement, sinon par un calcul.