Bark: vertaling Nederlands

Remove Ads

Overzicht

Nederlands naar Engels: Meer gegevens...

bark:
- Wiktionary:
  bark → barque, bark

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

bark:
- schors; bast; boomschors
- schreeuwen; brullen; bulderen; daveren; blaffen; keffen
Wiktionary:
- bark → schrapen, ontschorsen, blaffen
- bark → bark, bast, schors, geblaf, blaf
- bark → blaffen, geblaf, blaf, dop, schaal, schil, schors, boomschors

Engels

Uitgebreide vertaling voor bark (Engels) in het Nederlands

bark:

bark [the ~] zelfstandig naamwoord

the bark (rind)
de schors; de bast
- schors [de ~] zelfstandig naamwoord
- bast [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
the bark (tree bark)
de boomschors
- boomschors [de ~] zelfstandig naamwoord

to bark werkwoord (barks, barked, barking)

to bark (bawl; shout; scream; yell; roar; bellow; shriek; rant; rage; boom; cry out; cry)
schreeuwen; brullen; bulderen; daveren; blaffen
- schreeuwen werkwoord (schreeuw, schreeuwt, schreeuwde, schreeuwden, geschreeuwd)
- brullen werkwoord (brul, brult, brulde, brulden, gebruld)
- bulderen werkwoord (bulder, buldert, bulderde, bulderden, gebulderd)
- daveren werkwoord (daver, davert, daverde, daverden, gedaverd)
- blaffen werkwoord (blaf, blaft, blafte, blaften, geblaft)
to bark (squeal)
blaffen; keffen
- blaffen werkwoord (blaf, blaft, blafte, blaften, geblaft)
- keffen werkwoord (kef, keft, kefte, keften, gekeft)

Conjugations for bark:

present

bark
bark
barks
bark
bark
bark

simple past

barked
barked
barked
barked
barked
barked

present perfect

have barked
have barked
has barked
have barked
have barked
have barked

past continuous

was barking
were barking
was barking
were barking
were barking
were barking

future

shall bark
will bark
will bark
shall bark
will bark
will bark

continuous present

am barking
are barking
is barking
are barking
are barking
are barking

subjunctive

be barked
be barked
be barked
be barked
be barked
be barked

diverse

bark!
let's bark!
barked
barking

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor bark:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bast	bark; rind
boomschors	bark; tree bark
daveren		booming
schors	bark; rind	bark-piece; cortex
schreeuwen		cries; screams; shouts; yelling
-	barque
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
blaffen	bark; bawl; bellow; boom; cry; cry out; rage; rant; roar; scream; shout; shriek; squeal; yell	bellow; roar; scream; shout; shriek; yell
brullen	bark; bawl; bellow; boom; cry; cry out; rage; rant; roar; scream; shout; shriek; yell	bellow; cry; cry out; howl; let on; roar; scream; shout; shriek; squeal; tell tales; whine; yell
bulderen	bark; bawl; bellow; boom; cry; cry out; rage; rant; roar; scream; shout; shriek; yell	bellow; roar; scream; shout; shriek; yell
daveren	bark; bawl; bellow; boom; cry; cry out; rage; rant; roar; scream; shout; shriek; yell	rattle; rumble; thunder
keffen	bark; squeal
schreeuwen	bark; bawl; bellow; boom; cry; cry out; rage; rant; roar; scream; shout; shriek; yell	bellow; cry; roar; scream; screech; shout; shriek; squawk; yell
-	skin
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	decorticate; strip; tan

Verwante woorden van "bark":

debark, barking, barks

Synoniemen voor "bark":

covering; natural covering; cover
noise
barque; sailing vessel; sailing ship
cry
talk; speak; utter; mouth; verbalize; verbalise
cover
skin; strip
emit; let out; let loose
tan

Verwante definities voor "bark":

a sailing ship with 3 (or more) masts¹
the sound made by a dog¹
a noise resembling the bark of a dog¹
tough protective covering of the woody stems and roots of trees and other woody plants¹
tan (a skin) with bark tannins¹
speak in an unfriendly tone¹
- She barked into the dictaphone¹
make barking sounds¹
- The dogs barked at the stranger¹
remove the bark of a tree¹
cover with bark¹

Wiktionary: bark

bark

verb

to abrade or rub off any outer covering from
- bark → schrapen
to strip the bark from, to peel
- bark → ontschorsen
to speak sharply
- bark → blaffen
to make a loud noise (dogs)
- bark → blaffen

noun

three-masted vessel, foremast and mainmast square-rigged, mizzenmast schooner-rigged
- bark → bark
exterior covering of a tree
- bark → bast; schors
short, loud, explosive utterance
- bark → geblaf

bark

noun

het geluid van een hond
- blaf → bark

verb

het geluid maken dat kenmerkend is voor een hond
- blaffen → bark

Cross Translation:

From	To	Via
• bark	→ blaffen	↔ bellen — die für Hunde typischen stimmhaften Töne von sich geben
• bark	→ geblaf; blaf	↔ aboi — (vieilli) cri du chien.
• bark	→ blaffen; geblaf	↔ aboiement — son émis par le chien et par d’autres canidés.
• bark	→ blaffen	↔ aboyer — Bruit du chien
• bark	→ dop; schaal; schil; schors; boomschors	↔ écorce — Partie superficielle et protectrice des arbres et des végétaux

Verwante vertalingen van bark

Remove Ads

Nederlandse en Engelse zoekresultaten voor: bark

Uitgebreide vertaling voor bark (Engels) in het Nederlands

bark:

bark [the ~] zelfstandig naamwoord

the bark (rind)

the bark (tree bark)

to bark werkwoord (barks, barked, barking)

to bark (bawl; shout; scream; yell; roar; bellow; shriek; rant; rage; boom; cry out; cry)

to bark (squeal)

Conjugations for bark:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

Vertaal Matrix voor bark:

Verwante woorden van "bark":

Synoniemen voor "bark":

Verwante definities voor "bark":

Wiktionary: bark

Verwante vertalingen van bark