Nederlands
Uitgebreide vertaling voor snel (Nederlands) in het Engels
snel:
-
snel (vlug; vlot; rap)
quick; fast; rapid; swift; agile; dexterous; speedy; brisk; nimble; adroit; skilful; fledged; neat; clever; handy; expert; skillful-
quick bijvoeglijk naamwoord
-
fast bijvoeglijk naamwoord
-
rapid bijvoeglijk naamwoord
-
swift bijvoeglijk naamwoord
-
agile bijvoeglijk naamwoord
-
dexterous bijvoeglijk naamwoord
-
speedy bijvoeglijk naamwoord
-
brisk bijvoeglijk naamwoord
-
nimble bijvoeglijk naamwoord
-
adroit bijvoeglijk naamwoord
-
fledged bijvoeglijk naamwoord
-
neat bijvoeglijk naamwoord
-
clever bijvoeglijk naamwoord
-
handy bijvoeglijk naamwoord
-
expert bijvoeglijk naamwoord
-
-
snel (hip; trendy; flitsend; vlot)
snazzy; snappy; stylish; fashionable; trendy-
snazzy bijvoeglijk naamwoord
-
snappy bijvoeglijk naamwoord
-
stylish bijvoeglijk naamwoord
-
fashionable bijvoeglijk naamwoord
-
trendy bijvoeglijk naamwoord
-
-
snel (trendy; modieus; hip; flitsend; vlot)
trendy; fashionable; spry; nimble; bright; sprightly; dapper; worldly minded-
trendy bijvoeglijk naamwoord
-
fashionable bijvoeglijk naamwoord
-
spry bijvoeglijk naamwoord
-
nimble bijvoeglijk naamwoord
-
bright bijvoeglijk naamwoord
-
sprightly bijvoeglijk naamwoord
-
dapper bijvoeglijk naamwoord
-
worldly minded bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor snel:
Verwante woorden van "snel":
Synoniemen voor "snel":
Antoniemen van "snel":
Verwante definities voor "snel":
Wiktionary: snel
snel
snel
Cross Translation:
adverb
adjective
-
capable of moving with great speed
-
moving or operating quickly
-
simple, easy, or quick; convenient
-
moving with speed
-
occurring in a short time
-
Very swift or quick
-
rapid and without delay
-
active, brisk
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• snel | → fast; quick; swift; rapid | ↔ schnell — sich mit hoher Geschwindigkeit fortbewegend |
• snel | → fast; quick; swift | ↔ zügig — mit großer Geschwindigkeit und ohne Unterbrechung |
• snel | → fast; quick; rapid; speedy; swift; expeditious; prompt | ↔ rapide — Qui se meut avec vitesse |
snel vorm van snellen:
-
snellen (spoeden)
-
snellen (zich haasten; opschieten; jagen; zich spoeden; vliegen; spoeden; jachten; reppen; jakkeren; ijlen)
Conjugations for snellen:
o.t.t.
- snel
- snelt
- snelt
- snellen
- snellen
- snellen
o.v.t.
- snelde
- snelde
- snelde
- snelden
- snelden
- snelden
v.t.t.
- ben gesneld
- bent gesneld
- is gesneld
- zijn gesneld
- zijn gesneld
- zijn gesneld
v.v.t.
- was gesneld
- was gesneld
- was gesneld
- waren gesneld
- waren gesneld
- waren gesneld
o.t.t.t.
- zal snellen
- zult snellen
- zal snellen
- zullen snellen
- zullen snellen
- zullen snellen
o.v.t.t.
- zou snellen
- zou snellen
- zou snellen
- zouden snellen
- zouden snellen
- zouden snellen
diversen
- snel!
- snelt!
- gesneld
- snellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het snellen (hardlopen; rennen; hollen; zich snel voortbewegen)
Vertaal Matrix voor snellen:
Wiktionary: snellen
snellen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• snellen | → run | ↔ courir — Se déplacer rapidement, avec impétuosité, par un mouvement alternatif des jambes ou des pattes, n'ayant pendant un court instant aucun appui au sol. |