Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Engels ->Zoek: lot

Nederlandse en Engelse zoekresultaten voor: lot

Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. lot:
  2. Wiktionary:
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. lot:
  2. Wiktionary:

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor lot (Nederlands) in het Engels

lot:

lot [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de lot (lotsbestemming)
    the fate; the destiny; the lot
    • fate [the ~] zelfstandig naamwoord
    • destiny [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lot [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de lot (loterijlot)
    the lottery ticket

Vertaal Matrix voor lot:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
destiny lot; lotsbestemming bestemming; geadresseerde; levenslot; noodlot; ongelukkig lot
fate lot; lotsbestemming levenslot; noodlot; ongelukkig lot
lot lot; lotsbestemming aardig wat; bende; berg; borg; bouwterrein; bouwwerk; cautie; drom; garantie; gebied; gebouw; grote hoeveelheid; hoeveelheid; hoop; horde; kavel; kluit; levenslot; massa; menigte; noodlot; onderpand; ongelukkig lot; overvloed; pand; partij; perceel; schare; terrein; waarborg; waarborging; waarborgsom
lottery ticket lot; loterijlot loterijbriefje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lot kavelen; verdelen; verkavelen

Verwante woorden van "lot":


Wiktionary: lot

lot
noun
  1. slip of paper drawn in a lottery
  2. destiny
  3. inevitable events
  4. that which predetermines events
  5. predetermined condition; fate; fixed order of things
  6. quantity of anything produced in one operation
  7. quantity of baked goods made at one time
  8. that which is alloted
Cross Translation:
FromToVia
• lot → doom; destiny; fate; lot ↔ Schicksal — kein Plural: die höhere Macht, welche die Zukunft der/eines Menschen beliebig beeinflusst und lenkt
• lot → destination ↔ destination — emploi auquel une personne ou une chose devoir affecter ou usage qu’on en peut faire.
• lot → destiny; fate; fortune; luck ↔ destinée — destin particulier d’une personne ou d’une chose.
• lot → fate; ill fate; destiny ↔ fatalité — destinée inévitable.
• lot → fortune; luck; destiny; fate; wealth ↔ fortune — hasard, chance.

Verwante vertalingen van lot



Engels

Uitgebreide vertaling voor lot (Engels) in het Nederlands

lot:

lot [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the lot (quantity; parcel)
    de hoeveelheid; de partij
    • hoeveelheid [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • partij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. the lot (guarantee; warranty; premises; )
    de garantie; de waarborg; de cautie; het onderpand; de waarborgsom; de borg; waarborging; het pand
    • garantie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • waarborg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • cautie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • onderpand [het ~] zelfstandig naamwoord
    • waarborgsom [de ~] zelfstandig naamwoord
    • borg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • waarborging [znw.] zelfstandig naamwoord
    • pand [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. the lot (parcel; building site; site; plot; ground)
    het gebied; het perceel; de kavel; het terrein; het bouwterrein
    • gebied [het ~] zelfstandig naamwoord
    • perceel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kavel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • terrein [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bouwterrein [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. the lot (destiny; fate)
    de lotsbestemming; de lot
  5. the lot (building; premises; construction; edifice; structure)
    het gebouw; het bouwwerk; het pand
    • gebouw [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bouwwerk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • pand [het ~] zelfstandig naamwoord
  6. the lot (a whole lot; mass; multitude; )
    de massa; grote hoeveelheid; de berg; de overvloed; de hoop
    • massa [de ~] zelfstandig naamwoord
    • grote hoeveelheid [znw.] zelfstandig naamwoord
    • berg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • overvloed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hoop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  7. the lot (bunch; pile; heap; crowd)
    de hoop; de berg; de kluit
    • hoop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • berg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kluit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  8. the lot (crowd; herd; clutter; )
    de menigte; de bende; de schare; de massa; de hoop; de horde; de drom
    • menigte [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • bende [de ~] zelfstandig naamwoord
    • schare [de ~] zelfstandig naamwoord
    • massa [de ~] zelfstandig naamwoord
    • hoop [de ~] zelfstandig naamwoord
    • horde [de ~] zelfstandig naamwoord
    • drom [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  9. the lot (unfortunate position; destiny; fate)
    de noodlot; ongelukkig lot
  10. the lot (fate; destiny)
    het levenslot
  11. the lot (quite a lot; heap)
    aardig wat
  12. the lot
    – A quantity of one item or a number of items of the same kind. 1
    partij

lot werkwoord

  1. lot (parcel out; divide)
    verdelen; verkavelen; kavelen
    • verdelen werkwoord (verdeel, verdeelt, verdeelde, verdeelden, verdeeld)
    • verkavelen werkwoord (verkavel, verkavelt, verkavelde, verkavelden, verkaveld)
    • kavelen werkwoord (kavel, kavelt, kavelde, kavelden, gekaveld)

Vertaal Matrix voor lot:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aardig wat heap; lot; quite a lot
bende bunch; clutter; crowd; gang; heap; herd; load; lot; pack; party; troop; troupe; wattle accumulation; assembling; band; bunch; chaos; clan; clique; clutter; collection; congestion; crowd; debris; gang; gathering; mess; mountain; muddle; party; set
berg a whole lot; bunch; crowd; heap; load; lot; mass; multitude; pile; quite a lot accumulation; congestion; mess; mountain; muddle
borg bond; edifice; guarantee; lot; pledge; premises; security; surety; warranty
bouwterrein building site; ground; lot; parcel; plot; site building plot; building site; construction site
bouwwerk building; construction; edifice; lot; premises; structure
cautie bond; edifice; guarantee; lot; pledge; premises; security; surety; warranty
drom bunch; clutter; crowd; gang; heap; herd; load; lot; pack; party; troop; troupe; wattle common herd; crowd; drove; flock; group; herd; horde; mob; multitude
garantie bond; edifice; guarantee; lot; pledge; premises; security; surety; warranty free service; guarantee; guarantee certificate
gebied building site; ground; lot; parcel; plot; site area; county; department; district; domain; dominion; extent; navigation place; part of the country; place; province; region; sphere; territory; zone
gebouw building; construction; edifice; lot; premises; structure building
grote hoeveelheid a whole lot; heap; load; lot; mass; multitude; quite a lot
hoeveelheid lot; parcel; quantity amount; dose; number; quantity; size
hoop a whole lot; bunch; clutter; crowd; gang; heap; herd; load; lot; mass; multitude; pack; party; pile; quite a lot; troop; troupe; wattle a whole lot; accumulation; anticipation; assembling; bunch; clutter; collection; congestion; crowd; expectation; gang; gathering; heap; hope; load; lots; mess; mountain; muddle; outlook; party; pile; piling up; prospect; quite a lot; set; shit; tons; turd
horde bunch; clutter; crowd; gang; heap; herd; load; lot; pack; party; troop; troupe; wattle common herd; crowd; drove; flock; gang; herd; horde; hurdle; mob; multitude
kavel building site; ground; lot; parcel; plot; site
kluit bunch; crowd; heap; lot; pile
levenslot destiny; fate; lot
lot destiny; fate; lot lottery ticket
lotsbestemming destiny; fate; lot
massa a whole lot; bunch; clutter; crowd; gang; heap; herd; load; lot; mass; multitude; pack; party; quite a lot; troop; troupe; wattle accumulation; clutter; collection; common herd; compilation; crowd; drove; flock; gathering; group; herd; horde; mob; multitude; pack; pile; piling up; sifting; sorting
menigte bunch; clutter; crowd; gang; heap; herd; load; lot; pack; party; troop; troupe; wattle crowd; group
noodlot destiny; fate; lot; unfortunate position
onderpand bond; edifice; guarantee; lot; pledge; premises; security; surety; warranty bond; caution money; security
ongelukkig lot destiny; fate; lot; unfortunate position
overvloed a whole lot; heap; load; lot; mass; multitude; quite a lot abundance; affluence; excess; exuberance; luxury; overflow; profusion
pand bond; building; construction; edifice; guarantee; lot; pledge; premises; security; structure; surety; warranty building; house; premises; residence
partij lot; parcel; quantity bunch; celebration; certain amount; competition; contest; faction; feast; football game; football match; game; gang; group; match; panel; party; play; political party; set; team; treat
perceel building site; ground; lot; parcel; plot; site building; house; plot; premises; residence
schare bunch; clutter; crowd; gang; heap; herd; load; lot; pack; party; troop; troupe; wattle common herd; crowd; drove; flock; herd; horde; mob; multitude
terrein building site; ground; lot; parcel; plot; site area; department; district; domain; dominion; region; sphere; territory; zone
waarborg bond; edifice; guarantee; lot; pledge; premises; security; surety; warranty guarantee; imprint; seal; security; stamp; warrant
waarborging bond; edifice; guarantee; lot; pledge; premises; security; surety; warranty
waarborgsom bond; edifice; guarantee; lot; pledge; premises; security; surety; warranty bond; caution money; security
- band; bunch; caboodle; circle; circumstances; destiny; draw; fate; fortune; luck; portion; set
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kavelen divide; lot; parcel out
verdelen divide; lot; parcel out confer; dish out; distribute; dole out; give out; hand out; hand round; parcel out; pass around; ration
verkavelen divide; lot; parcel out
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
partij lot
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- building site; site

Verwante woorden van "lot":


Synoniemen voor "lot":


Verwante definities voor "lot":

  1. anything (straws or pebbles etc.) taken or chosen at random2
    • they drew lots for it2
  2. any collection in its entirety2
  3. an unofficial association of people or groups2
    • they were an angry lot2
  4. a parcel of land having fixed boundaries2
    • he bought a lot on the lake2
  5. your overall circumstances or condition in life (including everything that happens to you)2
    • has a happy lot2
  6. divide into lots, as of land, for example2
  7. A quantity of one item or a number of items of the same kind.1

Wiktionary: lot

lot
noun
  1. een grote hoeveelheid
Cross Translation:
FromToVia
• lot → bouwterrein ↔ Baustelle — Ort, an dem etwas errichtet wird
• lot → lot; noodlot ↔ Schicksal — kein Plural: die höhere Macht, welche die Zukunft der/eines Menschen beliebig beeinflusst und lenkt
• lot → massa; moker; smeedhamer; smidshamer; voorhamer; boel; drom; hoop; menigte; schare; stapel; tas; troep ↔ masse — amas de plusieurs parties qui faire corps ensemble.

Lot:


Verwante definities voor "Lot":

  1. (Old Testament) nephew of Abraham; God destroyed Sodom and Gomorrah but chose to spare Lot and his family who were told to flee without looking back at the destruction2

Verwante vertalingen van lot







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1821 seconde
Page rendered in 1.0 seconds