Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. bemiddelen:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor bemiddelen:
    • intermediate


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bemiddelen (Nederlands) in het Engels

bemiddelen:

bemiddelen werkwoord (bemiddel, bemiddelt, bemiddelde, bemiddelden, bemiddeld)

  1. bemiddelen (tussenkomen)
    to mediate
    – act between parties with a view to reconciling differences 1
    • mediate werkwoord (mediates, mediated, mediating)
      • He mediated a settlement1
    to negotiate; negociate
    – discuss the terms of an arrangement 1
    • negotiate werkwoord (negotiates, negotiated, negotiating)
      • They negotiated the sale of the house1
    • negociate werkwoord
  2. bemiddelen (tussenbeide komen; interfereren; interveniëren; )
    to interfere; to intervene; to intercede; to interrupt; to step in; to come between; to butt in
    • interfere werkwoord (interferes, interfered, interfering)
    • intervene werkwoord (intervenes, intervened, intervening)
    • intercede werkwoord (intercedes, interceded, interceding)
    • interrupt werkwoord (interrupts, interrupted, interrupting)
    • step in werkwoord (steps in, stepped in, stepping in)
    • come between werkwoord (comes between, came between, coming between)
    • butt in werkwoord (butts in, butted in, butting in)
    to mediate
    – act between parties with a view to reconciling differences 1
    • mediate werkwoord (mediates, mediated, mediating)
      • He mediated a settlement1

Conjugations for bemiddelen:

o.t.t.
  1. bemiddel
  2. bemiddelt
  3. bemiddelt
  4. bemiddelen
  5. bemiddelen
  6. bemiddelen
o.v.t.
  1. bemiddelde
  2. bemiddelde
  3. bemiddelde
  4. bemiddelden
  5. bemiddelden
  6. bemiddelden
v.t.t.
  1. heb bemiddeld
  2. hebt bemiddeld
  3. heeft bemiddeld
  4. hebben bemiddeld
  5. hebben bemiddeld
  6. hebben bemiddeld
v.v.t.
  1. had bemiddeld
  2. had bemiddeld
  3. had bemiddeld
  4. hadden bemiddeld
  5. hadden bemiddeld
  6. hadden bemiddeld
o.t.t.t.
  1. zal bemiddelen
  2. zult bemiddelen
  3. zal bemiddelen
  4. zullen bemiddelen
  5. zullen bemiddelen
  6. zullen bemiddelen
o.v.t.t.
  1. zou bemiddelen
  2. zou bemiddelen
  3. zou bemiddelen
  4. zouden bemiddelen
  5. zouden bemiddelen
  6. zouden bemiddelen
diversen
  1. bemiddel!
  2. bemiddelt!
  3. bemiddeld
  4. bemiddelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bemiddelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
interrupt IRQ; interrupt; interruptaanvraag
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
butt in bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen in de rede vallen; interrumperen; onderbreken
come between bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen
intercede bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen in de rede vallen; interrumperen; onderbreken
interfere bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen bemoeien; inmengen; mengen
interrupt bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen in de rede vallen; interrumperen; onderbreken; storen
intervene bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen bemoeien; inmengen; mengen
mediate bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen afdingen; afpingelen; marchanderen; middelen; onderhandelen; pingelen; sjacheren; tegengestelden verenigen; zinnen op
negociate bemiddelen; tussenkomen afdingen; afpingelen; incalculeren; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren; verdisconteren
negotiate bemiddelen; tussenkomen afdingen; afpingelen; incalculeren; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren; verdisconteren
step in bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen bemoeien; inmengen; mengen

Wiktionary: bemiddelen

bemiddelen
verb
  1. trachten overeenstemming tussen twee partijen tot stand te brengen
bemiddelen
verb
  1. to act as a moderator
  2. to arbitrate, to pass opinion on something

Cross Translation:
FromToVia
bemiddelen procure; act as agent; act as go-between; purvey; cause; cause to take place; hold; organize; result in; provide; deliver; supply; get procurerfaire obtenir à une personne quelque avantage par son crédit, par ses soins.