Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor waard (Nederlands) in het Engels

waard:

waard bijvoeglijk naamwoord

  1. waard
    worth
    • worth bijvoeglijk naamwoord

waard [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de waard (café-eigenaar; kroegbaas)
    the host; the landlord; the innkeeper; the pub-keeper; the lodging-house keeper; the café keeper
  2. de waard (herbergier; kastelein)
    the innkeeper; the landlord; the licensee; the landlady; the publican; the licensed victualler; the licencee
  3. de waard (caféhouder; kroegbaas; kastelein)
    the pub-keeper; the innkeeper; the shopkeeper

Vertaal Matrix voor waard:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
café keeper café-eigenaar; kroegbaas; waard
host café-eigenaar; kroegbaas; waard gastheer; gids; heerschaar; host; legerschaar; presentator; reisbegeleider
innkeeper café-eigenaar; caféhouder; herbergier; kastelein; kroegbaas; waard hotelbezitter; hotelhouder; hotelier; kastelein; kroeghouder; logementhouder
landlady herbergier; kastelein; waard hospes; hospita; huisbaas; huisheer; huurbaas; kamerverhuurder; kamerverhuurster; verhuurder
landlord café-eigenaar; herbergier; kastelein; kroegbaas; waard grondbezitter; grondeigenaar; hospes; huisbaas; huisheer; huurbaas; kamerverhuurder; kastelein; kroeghouder; landbezitter; landeigenaar; landheer; pensionhouder; slotvoogd; verhuurder; verpachter
licencee herbergier; kastelein; waard licentiehouder; vergunninghouder
licensed victualler herbergier; kastelein; waard drankwinkelier; slijter
licensee herbergier; kastelein; waard licentiehouder; vergunninghouder
lodging-house keeper café-eigenaar; kroegbaas; waard hospes; huisbaas; huisheer; huurbaas; kamerverhuurder
pub-keeper café-eigenaar; caféhouder; kastelein; kroegbaas; waard
publican herbergier; kastelein; waard kastelein; kroeghouder; tollenaar
shopkeeper caféhouder; kastelein; kroegbaas; waard
worth belang; betekenis; waarde; zin
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
worth waard

Verwante definities voor "waard":

  1. wat het aan geld op kan brengen1
    • hoeveel is dat horloge waard?1

Wiktionary: waard

waard
noun
  1. person responsible for the running of an inn
verb
  1. to constitute the buying power for a purchase

Cross Translation:
FromToVia
waard value; worth; price Wert — meist in Geld ausgedrücktes materielles Äquivalent einer Sache, einer Dienstleistung oder einer Information
waard innkeeper; landlord; landlady; host; hostess aubergiste — Celui ou celle qui tenir auberge.
waard dear; expensive; costly; pricey; lovely; valuable; beloved; cherished; steep; precious cher — Qui est chéri, tendrement aimer, auquel on tenir beaucoup.
waard costly; expensive coûteux — Qui coûte cher.

Verwante vertalingen van waard