Nederlands
Uitgebreide vertaling voor tentoonspreiden (Nederlands) in het Engels
tentoonspreiden:
tentoonspreiden werkwoord (speid tentoon, speidt tentoon, speidde tentoon, speidden tentoon, tentoongespreid)
-
tentoonspreiden (uitstallen)
Conjugations for tentoonspreiden:
o.t.t.
- speid tentoon
- speidt tentoon
- speidt tentoon
- speiden tentoon
- speiden tentoon
- speiden tentoon
o.v.t.
- speidde tentoon
- speidde tentoon
- speidde tentoon
- speidden tentoon
- speidden tentoon
- speidden tentoon
v.t.t.
- heb tentoongespreid
- hebt tentoongespreid
- heeft tentoongespreid
- hebben tentoongespreid
- hebben tentoongespreid
- hebben tentoongespreid
v.v.t.
- had tentoongespreid
- had tentoongespreid
- had tentoongespreid
- hadden tentoongespreid
- hadden tentoongespreid
- hadden tentoongespreid
o.t.t.t.
- zal tentoonspreiden
- zult tentoonspreiden
- zal tentoonspreiden
- zullen tentoonspreiden
- zullen tentoonspreiden
- zullen tentoonspreiden
o.v.t.t.
- zou tentoonspreiden
- zou tentoonspreiden
- zou tentoonspreiden
- zouden tentoonspreiden
- zouden tentoonspreiden
- zouden tentoonspreiden
en verder
- ben tentoongespreid
- bent tentoongespreid
- is tentoongespreid
- zijn tentoongespreid
- zijn tentoongespreid
- zijn tentoongespreid
diversen
- speid tentoon!
- speidt tentoon!
- tentoongespreid
- tentoonspreidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor tentoonspreiden:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
display | beeldscherm; bekendmaking; etalering; monitor; uitstalling | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
display | tentoonspreiden; uitstallen | aanbieden; etaleren; exposeren; laten zien; offreren; openbaren; presenteren; tentoonstellen; tonen; uitstallen; vertonen; voor ogen brengen; voorleggen; zich uiten |
flaunt | tentoonspreiden; uitstallen | |
prance | tentoonspreiden; uitstallen | afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken |
show off | tentoonspreiden; uitstallen | afsteken; eruit springen; geuren; in het oog lopen; opvallen; pralen; pronken; te kijk lopen met; uitspringen; uitsteken |
Wiktionary: tentoonspreiden
tentoonspreiden
Cross Translation:
verb
-
laten zien
- tentoonspreiden → exhibit
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tentoonspreiden | → designate; appoint; denote; mark; motion; show; indicate; point out; demonstrate; display; manifest; suggest; connote; choose; elect; pick out; opt | ↔ désigner — Traduction à trier |
• tentoonspreiden | → indicate; show; point out; demonstrate; display; manifest; suggest; connote; denote | ↔ indiquer — montrer, désigner une personne ou une chose. |
• tentoonspreiden | → show; point; indicate; point out; demonstrate; display; manifest | ↔ montrer — faire voir ; exposer aux regards. |