Nederlands

Uitgebreide vertaling voor herstel (Nederlands) in het Engels

herstel:

herstel [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het herstel (genezing; beter worden; gezond worden; heling)
    the recovery; the recuperation; the healing; the getting well; the return to health
  2. het herstel (reparatie; herstelling)
    the repair; the restoration; the recovery

Vertaal Matrix voor herstel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
getting well beter worden; genezing; gezond worden; heling; herstel
healing beter worden; genezing; gezond worden; heling; herstel gezondmaking; saneren; sanering
recovery beter worden; genezing; gezond worden; heling; herstel; herstelling; reparatie herbouwing; herleving; herneming; herovering; incassering; incasso; innen; inning; invordering; opbloei; opleving; restauratie; vordering
recuperation beter worden; genezing; gezond worden; heling; herstel beterschap
repair herstel; herstelling; reparatie herbouwing; herstellingswerk; reparatiewerk; restauratie; restauratiewerk
restoration herstel; herstelling; reparatie herbouwing; herstelarbeid; restauratie; teruggave; verstelgoed; verstelwerk; weergave
return to health beter worden; genezing; gezond worden; heling; herstel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
repair aanpassen; bijstellen; fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren; vernieuwen; verstellen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
healing geneeskrachtig; genezend; helend

Verwante woorden van "herstel":


Wiktionary: herstel

herstel
noun
  1. repair done for the sake of a damaged relationship
  2. return to normal health
  3. return to former status
  4. renewing or restoring
  5. the return of a former monarchy or monarch to power

Cross Translation:
FromToVia
herstel recovery ErholungPhysiologie: derjenige Vorgang, bei dem sich ein biologischer Organismus nach einer anstrengenden Tätigkeit, aber auch nach Verletzungen oder Krankheiten durch eine Ruhephase wieder regeneriert und Kräfte sammelt
herstel repair Reparatur — Vorgang, bei dem ein beschädigtes Objekt in einen Zustand zurückversetzt wird, in dem es die ihm zugedachte Funktion erfüllen kann

herstellen:

herstellen werkwoord (herstel, herstelt, herstelde, herstelden, hersteld)

  1. herstellen (in orde maken; in orde brengen)
    to restore; to redeem; to redress
    • restore werkwoord (restores, restored, restoring)
    • redeem werkwoord (redeems, redeemed, redeeming)
    • redress werkwoord (redresses, redressed, redressing)
  2. herstellen (repareren; fiksen; maken; rechtzetten; goedmaken)
    to repair; to fix; to restore; to mend
    • repair werkwoord (repairs, repaired, repairing)
    • fix werkwoord (fixes, fixed, fixing)
    • restore werkwoord (restores, restored, restoring)
    • mend werkwoord (mends, mended, mending)
  3. herstellen (repareren; vernieuwen)
    to repair
    • repair werkwoord (repairs, repaired, repairing)
  4. herstellen (verbeteren; corrigeren; bijwerken; )
    to improve
    – to make better 1
    • improve werkwoord (improves, improved, improving)
      • The editor improved the manuscript with his changes1
    to correct; to renew; to get better; to make better; to better
    • correct werkwoord (corrects, corrected, correcting)
    • renew werkwoord (renews, renewed, renewing)
    • get better werkwoord (gets better, got better, getting better)
    • make better werkwoord (makes better, made better, making better)
    • better werkwoord (betters, bettered, bettering)
  5. herstellen (renoveren; hernieuwen; vernieuwen; verbeteren)
    to renew; to redevelop; to renovate; to interchange; to swap; to exchange; to resume; to trade
    • renew werkwoord (renews, renewed, renewing)
    • redevelop werkwoord (redevelops, redeveloped, redeveloping)
    • renovate werkwoord (renovates, renovated, renovating)
    • interchange werkwoord (interchanges, interchanged, interchanging)
    • swap werkwoord (swaps, swapped, swapping)
    • exchange werkwoord (exchanges, exchanged, exchanging)
    • resume werkwoord (resumes, resumed, resuming)
    • trade werkwoord (trades, traded, trading)
  6. herstellen
    to recover
    – To put back into a stable condition. A computer user may be able to recover lost or damaged data by using a program to search for and salvage whatever information remains in storage. A database may be recovered by restoring its integrity after some problem has damaged it, such as abnormal termination of the database management program. 2
    • recover werkwoord (recovers, recovered, recovering)
  7. herstellen
    to restore
    – To remove a record or item from the deleted folder and relink it to the record it was linked to before it was deleted. 2
    • restore werkwoord (restores, restored, restoring)

Conjugations for herstellen:

o.t.t.
  1. herstel
  2. herstelt
  3. herstelt
  4. herstellen
  5. herstellen
  6. herstellen
o.v.t.
  1. herstelde
  2. herstelde
  3. herstelde
  4. herstelden
  5. herstelden
  6. herstelden
v.t.t.
  1. heb hersteld
  2. hebt hersteld
  3. heeft hersteld
  4. hebben hersteld
  5. hebben hersteld
  6. hebben hersteld
v.v.t.
  1. had hersteld
  2. had hersteld
  3. had hersteld
  4. hadden hersteld
  5. hadden hersteld
  6. hadden hersteld
o.t.t.t.
  1. zal herstellen
  2. zult herstellen
  3. zal herstellen
  4. zullen herstellen
  5. zullen herstellen
  6. zullen herstellen
o.v.t.t.
  1. zou herstellen
  2. zou herstellen
  3. zou herstellen
  4. zouden herstellen
  5. zouden herstellen
  6. zouden herstellen
en verder
  1. ben hersteld
  2. bent hersteld
  3. is hersteld
  4. zijn hersteld
  5. zijn hersteld
  6. zijn hersteld
diversen
  1. herstel!
  2. herstelt!
  3. hersteld
  4. herstellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

herstellen

  1. herstellen
    the restore
    – A multi-phase process that copies all the data and log pages from a specified backup to a specified database (the data-copy phase) and rolls forward all the transactions that are logged in the backup (the redo phase). At this point, by default, a restore rolls back any incomplete transactions (the undo phase), which completes the recovery of the database and makes it available to users. 2
    • restore [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor herstellen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
exchange aandelenbeurs; beurs; effectenbeurs; inruil; omruil; omruiling; omwisselen; omwisseling; ruil; ruilen; ruilhandel; ruiling; ruiltransactie; ruilverkeer; uitwisseling; verruiling; verwisseling
fix impasse
redeem afbetalen; aflossen; goedmaken
redress schadeverhaal
repair herbouwing; herstel; herstelling; herstellingswerk; reparatie; reparatiewerk; restauratie; restauratiewerk
restore herstellen
resume curriculum vitae; cv; resumé
swap omruil; omruiling; omwisseling; ruil; ruiling; ruiltransactie; uitwisseling
trade commercie; handel; handelsverkeer; handelswaar; klandizie; koophandel; koopwaar; metier; negotie; nering; waar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
better beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien
correct beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren corrigeren; goedmaken; rechtstrijken; rechtzetten; verbeteren
exchange hernieuwen; herstellen; renoveren; verbeteren; vernieuwen inruilen; inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; uitwisselen; verruilen; verwisselen; wisselen
fix fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren aan een touw vastleggen; aan elkaar binden; aan elkaar knopen; aanhechten; aanpassen; afdoen; afstellen; afstemmen; bevestigen; bijstellen; fiksen; fixeren; flikken; goedmaken; hechten; iets regelen; in orde maken; klaarspelen; klaren; knopen; onuitwisbaar maken; rechtstrijken; rechtzetten; regelen; schikken; strikken; vastknopen; vastleggen; verhelpen; voor elkaar krijgen
get better beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren beteren; erop vooruit gaan; leven beteren; vooruitkomen; vorderen
improve beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren afmaken; beter worden; beteren; bijschaven; bijwerken; completeren; erop vooruit gaan; leven beteren; perfectioneren; progressie maken; updaten; verbeteren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien; vooruitgang boeken; vooruitkomen; vorderen
interchange hernieuwen; herstellen; renoveren; verbeteren; vernieuwen aflossen; afwisselen; herzien; inwisselen; met elkaar verwarren; omruilen; omwisselen; remplaceren; ruilen; veranderen; vernieuwen; verruilen; vervangen; verwisselen; wijzigen; wisselen
make better beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien
mend fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren gaten dichten; stoppen; verstellen
recover herstellen activeren; bekomen; beteren; genezen; gezond worden; helen; herwinnen; opleven; opwekken; reanimeren; terugwinnen; tot leven wekken; verlevendigen; zich hervinden
redeem herstellen; in orde brengen; in orde maken aflossen; bevrijden van belegeraars; inlossen; losgeld betalen; loskopen; ontzetten; verlossen; vrijkopen
redevelop hernieuwen; herstellen; renoveren; verbeteren; vernieuwen opknappen; renoveren; saneren; wederopbouwen
redress herstellen; in orde brengen; in orde maken
renew beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; hernieuwen; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren; vernieuwen hernieuwen; in goede staat brengen; nieuw leven inblazen; opknappen; opnieuw doen; overdoen; renoveren
renovate hernieuwen; herstellen; renoveren; verbeteren; vernieuwen in goede staat brengen; opknappen; renoveren; restaureren; wederopbouwen
repair fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren; vernieuwen aanpassen; bijstellen; verstellen
restore fiksen; goedmaken; herstellen; in orde brengen; in orde maken; maken; rechtzetten; repareren restaureren; saneren; terugzetten
resume hernieuwen; herstellen; renoveren; verbeteren; vernieuwen herhalen; hervatten; in goede staat brengen; oefenen; opknappen; opnieuw beginnen; renoveren; repeteren
swap hernieuwen; herstellen; renoveren; verbeteren; vernieuwen aflossen; inwisselen; omruilen; omwisselen; remplaceren; ruilen; uitwisselen; vernieuwen; verruilen; vervangen; verwisselen; wisselen
trade hernieuwen; herstellen; renoveren; verbeteren; vernieuwen handel drijven; handelen; inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; uitwisselen; verruilen; verwisselen; wisselen
- maken; repareren; verbeteren
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
correct akkoord; correct; goed; in orde; juist; juiste; keurig; mee eens; onberispelijk; onbesproken; precies
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
better beter; superieur

Verwante woorden van "herstellen":


Synoniemen voor "herstellen":


Antoniemen van "herstellen":


Verwante definities voor "herstellen":

  1. een schok verwerken3
    • de volgende dag had hij zich van de schrik hersteld3
  2. weer gezond worden3
    • mijn zieke vader is weer helemaal hersteld3
  3. weer in orde brengen, zorgen dat het heel wordt3
    • ze hebben de schade weer snel hersteld3

Wiktionary: herstellen

herstellen
verb
  1. terug werkend krijgen, repareren
  2. er terug bovenop geraken, weer beter worden
  3. weer invoeren
herstellen
verb
  1. to alter for the better; to set right; to reform; hence, to quicken
  2. to repair
  3. to modernize, repair, renovate, or revise completely
  4. To recover strength after a decline in prices
  5. intransitive: to get better, regain health
  6. to repair, restore
  7. to restore to good working order
  8. To bring back to a previous condition or state
  9. to remedy or rectify something

Cross Translation:
FromToVia
herstellen bring again; bring back; bring forward; fetch; recall; return; restore rameneramener de nouveau.
herstellen restore reconstituerconstituer de nouveau, former de nouveau.
herstellen fix; repair; mend; renovate; restore; renew refaire — Réparer, raccommoder, rajuster une chose ruinée ou abîmée. (Sens général)
herstellen restore; rationalize; reorganize; rebuild; reconstruct; relieve releverremettre debout ce qui était tomber ; remettre une chose dans la situation où elle doit être, une personne dans son attitude naturelle.
herstellen remedy; remediate; fix; repair; mend remédierporter remède, apporter du remède.
herstellen reform; repair; remedy; improve; enhance; upgrade; ameliorate; amend; release; free; liberate réformerrétablir dans l’ancienne forme ; donner une meilleure forme à une chose ; la corriger, la rectifier, soit ajouter, soit retrancher.
herstellen fix; repair; mend réparerremettre en état ce qui endommager.
herstellen restore rétablirremettre une personne ou une chose en son état antérieur.