Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. gramschap:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gramschap (Nederlands) in het Engels

gramschap:

gramschap [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de gramschap
    the wrath; the anger
    • wrath [the ~] zelfstandig naamwoord
    • anger [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor gramschap:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anger gramschap boosheid; giftigheid; kwaadheid; razernij; toorn; verbolgenheid; woede
wrath gramschap boosheid; giftigheid; kwaadheid; razernij; toorn; verbolgenheid; woede
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anger ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; verstoren; vertoornen; vervelen

Wiktionary: gramschap

gramschap
noun
  1. (formeel, nld) woede, boosheid, kwaadheid, toorn
gramschap
noun
  1. great anger