Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor afwachten (Nederlands) in het Engels
afwachten:
-
afwachten (wachten)
-
afwachten
Conjugations for afwachten:
o.t.t.
- wacht af
- wacht af
- wacht af
- wachten af
- wachten af
- wachten af
o.v.t.
- wachtte af
- wachtte af
- wachtte af
- wachtten af
- wachtten af
- wachtten af
v.t.t.
- heb afgewacht
- hebt afgewacht
- heeft afgewacht
- hebben afgewacht
- hebben afgewacht
- hebben afgewacht
v.v.t.
- had afgewacht
- had afgewacht
- had afgewacht
- hadden afgewacht
- hadden afgewacht
- hadden afgewacht
o.t.t.t.
- zal afwachten
- zult afwachten
- zal afwachten
- zullen afwachten
- zullen afwachten
- zullen afwachten
o.v.t.t.
- zou afwachten
- zou afwachten
- zou afwachten
- zouden afwachten
- zouden afwachten
- zouden afwachten
diversen
- wacht af!
- wacht af!
- afgewacht
- afwachtende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor afwachten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
wait | halt | |
waiting | afwachten | klaarstaan |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
await | afwachten; wachten | |
wait | afwachten; wachten | |
wait for | afwachten | opwachten |
Verwante definities voor "afwachten":
Wiktionary: afwachten
afwachten
afwachten