Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Engels ->Zoek: contract

Nederlandse en Engelse zoekresultaten voor: contract

Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. contract:
  2. Wiktionary:
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. contract:
  2. Wiktionary:

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor contract (Nederlands) in het Engels

contract:

contract [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het contract (overeenkomst)
    the agreement; the contract
  2. het contract
    the contract
    • contract [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. het contract
    the contract
    – An agreement to provide customer service support during specified coverage dates or for a specified number of cases or length of time. When customers contact customer service, the level of support they receive is determined by their contract. 1
    • contract [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. het contract
    the contract
    – The behavior and state that a class provides, which is matched with what a client of that class can expect to hold. A contract is expressed partly by the signatures for all public fields, methods, properties, and events of that class. This is augmented by a description (usually in simple descriptive text) of what each field or property represents, together with what each method does. In the .NET Framework add-in programming model, a non-versioning interface that defines the methods and specifies the data types for transferring data over the communication pipeline between the host and the add-in. The contract is in the middle of the communication pipeline between the add-in and the host. The contract assembly is loaded into the application domains of both the add-in and the host. 1
    • contract [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. het contract (aanvraag; taak)
    the case; the contract; the job
    – A customer service issue or problem reported by a customer and the activities that customer service representatives use to resolve it. 1
    • case [the ~] zelfstandig naamwoord
    • contract [the ~] zelfstandig naamwoord
    • job [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor contract:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agreement contract; overeenkomst afspraak; akkoord; band; binding; bond; bondgenootschap; compromis; convenant; federatie; goedkeuring; instemming; liga; overeenkomst; pact; regeling; schikking; unie; verbond; verdrag; vergelijk
case aanvraag; contract; taak aangelegenheid; affaire; behuizing; casus; doos; etui; foedraal; geding; geval; issue; kist; kistje; koker; kokervormig doosje; krat; kratje; kwestie; la; lade; naamval; pennendoosje; pennenkoker; probleem; procedure; proces; proefpersoon; punt; rechtsgeding; rechtszaak; schuifla; schuiflade; vraagstuk; zaak
contract aanvraag; contract; overeenkomst; taak
job aanvraag; contract; taak aanstelling; ambacht; ambt; arbeid; arbeidsplaats; baan; baantje; benoeming; beroep; betrekking; bezigheid; dienstbetrekking; functie; inspanning; installatie; job; karweitje; klusje; positie; taak; vak; werk; werkkring; werkplek; werkzaamheid
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
contract contract aangaan; contracteren; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; samentrekken

Verwante woorden van "contract":


Wiktionary: contract

contract
noun
  1. een schriftelijk vastgelegde overeenkomst
contract
noun
  1. job governed by a specific agreement
  2. agreement that is legally binding
  3. legally binding contract enforceable in a court of law
Cross Translation:
FromToVia
• contract → agreement; contract; pact ↔ Vertrag — rechtliche Vereinbarung zwischen mindestens zwei verschiedenen Partnern
• contract → contract ↔ contrat — convention (même non écrite) entre deux ou plusieurs personnes, plus précisément entre un ou plusieurs créancier et un ou plusieurs débiteur, ayant pour effet de créer entre elles une obligation (obligation conventionnelle).

Verwante vertalingen van contract



Engels

Uitgebreide vertaling voor contract (Engels) in het Nederlands

contract:

contract [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the contract (agreement)
    de overeenkomst; het contract
  2. the contract
    het contract
    • contract [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. the contract (case; job)
    – A customer service issue or problem reported by a customer and the activities that customer service representatives use to resolve it. 1
    de aanvraag; de taak; het contract
    • aanvraag [de ~] zelfstandig naamwoord
    • taak [de ~] zelfstandig naamwoord
    • contract [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. the contract
    – An agreement to provide customer service support during specified coverage dates or for a specified number of cases or length of time. When customers contact customer service, the level of support they receive is determined by their contract. 1
    het contract
    • contract [het ~] zelfstandig naamwoord
  5. the contract
    – The behavior and state that a class provides, which is matched with what a client of that class can expect to hold. A contract is expressed partly by the signatures for all public fields, methods, properties, and events of that class. This is augmented by a description (usually in simple descriptive text) of what each field or property represents, together with what each method does. In the .NET Framework add-in programming model, a non-versioning interface that defines the methods and specifies the data types for transferring data over the communication pipeline between the host and the add-in. The contract is in the middle of the communication pipeline between the add-in and the host. The contract assembly is loaded into the application domains of both the add-in and the host. 1
    het contract
    • contract [het ~] zelfstandig naamwoord

to contract werkwoord (contracts, contracted, contracting)

  1. to contract (receive; get; catch)
    oplopen; onverlangd krijgen; opdoen
    • oplopen werkwoord (loop op, loopt op, liep op, liepen op, opgelopen)
    • onverlangd krijgen werkwoord
    • opdoen werkwoord (doe op, doet op, deed op, deden op, opgedaan)
  2. to contract (go on)
    contract aangaan
  3. to contract
    samentrekken; contracteren
    • samentrekken werkwoord (trek samen, trekt samen, samengetrokken)
    • contracteren werkwoord (contracteer, contracteert, contracteerde, contracteerden, gecontracteerd)

Conjugations for contract:

present
  1. contract
  2. contract
  3. contracts
  4. contract
  5. contract
  6. contract
simple past
  1. contracted
  2. contracted
  3. contracted
  4. contracted
  5. contracted
  6. contracted
present perfect
  1. have contracted
  2. have contracted
  3. has contracted
  4. have contracted
  5. have contracted
  6. have contracted
past continuous
  1. was contracting
  2. were contracting
  3. was contracting
  4. were contracting
  5. were contracting
  6. were contracting
future
  1. shall contract
  2. will contract
  3. will contract
  4. shall contract
  5. will contract
  6. will contract
continuous present
  1. am contracting
  2. are contracting
  3. is contracting
  4. are contracting
  5. are contracting
  6. are contracting
subjunctive
  1. be contracted
  2. be contracted
  3. be contracted
  4. be contracted
  5. be contracted
  6. be contracted
diverse
  1. contract!
  2. let's contract!
  5. contracted
  6. contracting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor contract:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvraag case; contract; job HTTP request; appeal; petition; request; requisition; supplicant
contract agreement; case; contract; job
overeenkomst agreement; contract agreement; approval; chord; come to terms; communality; community; concurrence; consent; likeness; make a compromise; permission; resemblance; settlement; similarity
taak case; contract; job To Do; assignment; chore; command; cue; instruction; job; motto; order; parole; school task; shibboleth; task; to-do; to-do item; work; workpiece
- contract bridge; declaration
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
contract aangaan contract; go on
contracteren contract legally bind; sign up
onverlangd krijgen catch; contract; get; receive
opdoen catch; contract; get; receive
oplopen catch; contract; get; receive
samentrekken contract shrivel up; wither
- abbreviate; abridge; compact; compress; concentrate; condense; constrict; cut; foreshorten; get; narrow; press; reduce; shorten; shrink; sign; sign on; sign up; squeeze; take; undertake
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- agreement; bargain; contract by tender; deal

Verwante woorden van "contract":


Synoniemen voor "contract":


Antoniemen van "contract":


Verwante definities voor "contract":

  1. a variety of bridge in which the bidder receives points toward game only for the number of tricks he bid2
  2. a binding agreement between two or more persons that is enforceable by law2
  3. (contract bridge) the highest bid becomes the contract setting the number of tricks that the bidder must make2
  4. be stricken by an illness, fall victim to an illness2
  5. become smaller or draw together2
  6. reduce in scope while retaining essential elements2
  7. make or become more narrow or restricted2
  8. compress or concentrate2
  9. enter into a contractual arrangement2
  10. make smaller2
    • The heat contracted the woollen garment2
  11. squeeze or press together2
    • the spasm contracted the muscle2
  12. engage by written agreement2
  13. A Service Broker object that defines the message types that can be exchanged within a given conversation.1
  14. A customer service issue or problem reported by a customer and the activities that customer service representatives use to resolve it.1
  15. An agreement to provide customer service support during specified coverage dates or for a specified number of cases or length of time. When customers contact customer service, the level of support they receive is determined by their contract.1
  16. A formal or legally binding agreement between two or more parties.1
  17. The behavior and state that a class provides, which is matched with what a client of that class can expect to hold. A contract is expressed partly by the signatures for all public fields, methods, properties, and events of that class. This is augmented by a description (usually in simple descriptive text) of what each field or property represents, together with what each method does. In the .NET Framework add-in programming model, a non-versioning interface that defines the methods and specifies the data types for transferring data over the communication pipeline between the host and the add-in. The contract is in the middle of the communication pipeline between the add-in and the host. The contract assembly is loaded into the application domains of both the add-in and the host.1

Wiktionary: contract

contract
noun
  1. job governed by a specific agreement
  2. agreement that is legally binding
contract
noun
  1. een schriftelijk vastgelegde overeenkomst
verb
  1. een contract sluiten
  2. in elkaar trekken
Cross Translation:
FromToVia
• contract → overeenkomst; contract ↔ Vertrag — rechtliche Vereinbarung zwischen mindestens zwei verschiedenen Partnern
• contract → overeenkomst; contract ↔ contrat — convention (même non écrite) entre deux ou plusieurs personnes, plus précisément entre un ou plusieurs créancier et un ou plusieurs débiteur, ayant pour effet de créer entre elles une obligation (obligation conventionnelle).

Verwante vertalingen van contract







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1156 seconde
Page rendered in 1.0 seconds