Nederlands
Uitgebreide vertaling voor wond (Nederlands) in het Engels
wond:
-
de wond (kwetsuur; verwonding)
Vertaal Matrix voor wond:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hurt | kwetsuur; verwonding; wond | belediging; grief; krenking |
injury | kwetsuur; verwonding; wond | afbreuk; belediging; benadeling; beschadiging; blessure; grief; krenking; letsel; schade; verlies |
wound | kwetsuur; verwonding; wond | bit wond; snede; snee; snijwond |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hurt | aandoen; benadelen; beschadigen; bezeren; blesseren; duperen; folteren; grieven; knauwen; krenken; kwaad doen; kwellen; kwetsen; martelen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; pijn bezorgen; pijn doen; pijnigen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; verwonden; zeer doen | |
wound | bezeren; blesseren; krenken; kwetsen; schaden; verwonden | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hurt | beledigd; gegriefd; gekwetst; gewond |
Verwante woorden van "wond":
Verwante definities voor "wond":
wond vorm van wonden:
-
de wonden (verwondingen; kwetsuren)
Vertaal Matrix voor wonden:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
injuries | kwetsuren; verwondingen; wonden | blessures; schades |
wounds | kwetsuren; verwondingen; wonden |
Verwante woorden van "wonden":
wond vorm van winden:
-
de winden
Vertaal Matrix voor winden:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
breezes | winden | |
drafts | winden | kladjes; schrijfsels |
draughts | winden | dammen; damschijven; damspellen; slokken |
farts | winden | |
gales | winden | |
winds | winden |
Wiktionary: winden
winden
Cross Translation:
verb
winden
-
een draad of kabel draaiend op een as of klos aanbrengen
- winden → wind
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• winden | → wind | ↔ winden — (transitiv) etwas drehen, wickeln |
• winden | → wind | ↔ winden — (transitiv) jemandem etwas wegnehmen |
• winden | → roll; roll up; wind; wind up; wrap round; wrap | ↔ enrouler — rouler plusieurs fois une chose autour d’une autre, ou sur elle-même. |