Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vakantie (Nederlands) in het Engels

vakantie:

vakantie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de vakantie (verloftijd; verlof; snipperdag; verlofjaar)
    – periode waarin je vrij hebt van school of werk 1
    the vacation
    – leisure time away from work devoted to rest or pleasure 2
    • vacation [the ~] zelfstandig naamwoord
      • we get two weeks of vacation every summer2
    the leave
    – the period of time during which you are absent from work or duty 2
    • leave [the ~] zelfstandig naamwoord
      • a ten day's leave to visit his mother2
    the furlough; the floating day; the study leave
    the day off
    – a day when you are not required to work 2
    • day off [the ~] zelfstandig naamwoord
      • Thursday is his day off2
    the sabbatical
    – a leave usually taken every seventh year 2
  2. de vakantie
    – periode waarin je vrij hebt van school of werk 1
    the holiday
    – leisure time away from work devoted to rest or pleasure 2
    • holiday [the ~] zelfstandig naamwoord
      • we took a short holiday in Puerto Rico2

Vertaal Matrix voor vakantie:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
day off snipperdag; vakantie; verlof; verlofjaar; verloftijd rustdag; uitgaansdag; vakantiedag; verlofdag
floating day snipperdag; vakantie; verlof; verlofjaar; verloftijd
furlough snipperdag; vakantie; verlof; verlofjaar; verloftijd
holiday vakantie rustdag
leave snipperdag; vakantie; verlof; verlofjaar; verloftijd heengaan; vertrekken
sabbatical snipperdag; vakantie; verlof; verlofjaar; verloftijd studieverlof
study leave snipperdag; vakantie; verlof; verlofjaar; verloftijd studieverlof
vacation snipperdag; vakantie; verlof; verlofjaar; verloftijd
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
leave afgeven; afleveren; afreizen; afsteken; afvaren; bestellen; bezorgen; brengen; gaan; heengaan; in de steek laten; opbreken; opstappen; overhandigen; overlaten; smeren; thuisbezorgen; uitgaan; verdwijnen; verlaten; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken; wegvaren; zich verwijderen

Verwante woorden van "vakantie":

  • vakanties

Antoniemen van "vakantie":


Verwante definities voor "vakantie":

  1. periode waarin je vrij hebt van school of werk1
    • in de vakantie zwem ik elke dag1

Wiktionary: vakantie

vakantie
noun
  1. een jaarlijkse vrije tijd voor personen in verschillende beroepen en voor leerlingen
  2. een reis in de vakantie
vakantie
noun
  1. period during which pupils and students do not attend their school or university
  2. period taken off work or study for travel
  3. period of one or more days taken off work by an employee for leisure
  4. vacation
  5. holiday, period of leisure time

Cross Translation:
FromToVia
vakantie holiday; vacation; leave; furlough Urlaub — die vom Arbeitgeber dem abhängig Beschäftigten oder Dienstherrn dem Unterstellten gewährte Freizeit in Höhe von einem oder meist mehreren Werktagen
vakantie holiday; vacation; leave; furlough Urlaubkurz für: eine während des Urlaubs[1] unternommene Reise
vakantie discharge; paying off; dismissal; lay-off; sack; spare time; time off; vacation; holiday; leave; leisure congépermission d’aller, de venir, de s’absenter, de se retirer.
vakantie holiday vacance — Temps pendant lequel les études cessent (2)
vakantie holiday vacance — Temps de repos accordé aux employés (3)

Verwante vertalingen van vakantie