Nederlands

Uitgebreide vertaling voor storing (Nederlands) in het Engels

storing:

storing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de storing
    the interruption; the intrusion
  2. de storing
    the malfunction
    – a failure to function normally 1

Vertaal Matrix voor storing:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
interruption storing breuk; interruptie; onderbreken; onderbreking; verbreken; verbreking
intrusion storing binnendringing
malfunction storing

Verwante woorden van "storing":

  • storingen

Verwante definities voor "storing":

  1. (hinderlijke) onderbreking2
    • we konden niet telefoneren, er was een storing2

Wiktionary: storing

storing
noun
  1. een hinderlijke onderbreking, een bepaald proces wordt onderbroken of bemoeilijkt
storing
noun
  1. Failure to function
  2. act of disturbing, being disturbed

Verwante vertalingen van storing



Engels

Uitgebreide vertaling voor storing (Engels) in het Nederlands

storing:

storing [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the storing (saving)
    het bergen; bewaren
    • bergen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bewaren [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor storing:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bergen saving; storing
bewaren saving; storing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bergen clean; clear away; put away; put in safety; salvage; tidy up
bewaren archivate; conserve; document; file; guard from; keep; lay aside; lay up; organise; organize; preserve; put away; put up; save; secure; shield; stock; store
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- storage

Verwante woorden van "storing":


store:

to store werkwoord (stores, stored, storing)

  1. to store (archivate; file; document; organize; organise)
    archiveren; opslaan; opbergen; bewaren
    • archiveren werkwoord (archiveer, archiveert, archiveerde, archiveerden, gearchiveerd)
    • opslaan werkwoord (sla op, slaat op, sloeg op, sloegen op, opgeslagen)
    • opbergen werkwoord (berg op, bergt op, borg op, borgen op, opgeborgen)
    • bewaren werkwoord (bewaar, bewaart, bewaarde, bewaarden, bewaard)
  2. to store (stock; secure; put up; lay up)
    opslaan; bewaren; deponeren
    • opslaan werkwoord (sla op, slaat op, sloeg op, sloegen op, opgeslagen)
    • bewaren werkwoord (bewaar, bewaart, bewaarde, bewaarden, bewaard)
    • deponeren werkwoord (deponeer, deponeert, deponeerde, deponeerden, gedeponeerd)
  3. to store (put away)
    stallen
    • stallen werkwoord (stal, stalt, stalde, stalden, gestald)
  4. to store (hoard; pot)
    – keep or lay aside for future use 1
    hamsteren; potten; opzij leggen; oppotten
    • hamsteren werkwoord (hamster, hamstert, hamsterde, hamsterden, gehamsterd)
    • potten werkwoord (pot, potte, potten, gepot)
    • opzij leggen werkwoord (leg opzij, legt opzij, legde opzij, legden opzij, opzij gelegd)
    • oppotten werkwoord (pot op, potte op, potten op, opgepot)
  5. to store (lay aside; save; put away)
    bewaren; opzij leggen; wegzetten
    • bewaren werkwoord (bewaar, bewaart, bewaarde, bewaarden, bewaard)
    • opzij leggen werkwoord (leg opzij, legt opzij, legde opzij, legden opzij, opzij gelegd)
    • wegzetten werkwoord (zet weg, zette weg, zetten weg, weggezet)
  6. to store (lock up; put away)
    wegbergen; wegsluiten; opbergen
    • wegbergen werkwoord (berg weg, bergt weg, borg weg, borgen weg, weggeborgen)
    • wegsluiten werkwoord (sluit weg, sloot weg, sloten weg, weggesloten)
    • opbergen werkwoord (berg op, bergt op, borg op, borgen op, opgeborgen)

Conjugations for store:

present
  1. store
  2. store
  3. stores
  4. store
  5. store
  6. store
simple past
  1. stored
  2. stored
  3. stored
  4. stored
  5. stored
  6. stored
present perfect
  1. have stored
  2. have stored
  3. has stored
  4. have stored
  5. have stored
  6. have stored
past continuous
  1. was storing
  2. were storing
  3. was storing
  4. were storing
  5. were storing
  6. were storing
future
  1. shall store
  2. will store
  3. will store
  4. shall store
  5. will store
  6. will store
continuous present
  1. am storing
  2. are storing
  3. is storing
  4. are storing
  5. are storing
  6. are storing
subjunctive
  1. be stored
  2. be stored
  3. be stored
  4. be stored
  5. be stored
  6. be stored
diverse
  1. store!
  2. let's store!
  3. stored
  4. storing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

store [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the store (warehouse; depository; depot)
    de opslagplaats; de opslag
  2. the store (depot; warehouse; storehouse; shed)
    het warenhuis; de depot; het pakhuis; de opslagruimte; de voorraadschuur; de opslagplaats; de bergplaats
  3. the store (arms depot; warehouse; depot)
    het magazijn; geweermagazijn
  4. the store (larder; pantry; depot; warehouse)
    de provisiekast
  5. the store (storage place)
    ligopslagplaats
  6. the store
    – A technology used by Exchange to store user mailboxes and folders. A store consists of a rich-text database (.edb), plus a streaming native Internet content database (.stm). 3
    het archief
    • archief [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor store:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
archief store almanac; annals; annual; archive; archives; data-bank; database; files; folders; records; yearbook
bergplaats depot; shed; store; storehouse; warehouse mountain village
bewaren saving; storing
depot depot; shed; store; storehouse; warehouse deposit; dregs; last bit; lees; remnant; residuum; rest; sediment; sludge; the last bit
geweermagazijn arms depot; depot; store; warehouse
ligopslagplaats storage place; store
magazijn arms depot; depot; store; warehouse storage; storehouse; storeroom; warehouse
opslag depository; depot; store; warehouse markup; salary increase
opslagplaats depository; depot; shed; store; storehouse; warehouse
opslagruimte depot; shed; store; storehouse; warehouse storage accommodation; storage space
opzij leggen lay by
pakhuis depot; shed; store; storehouse; warehouse
potten potting
provisiekast depot; larder; pantry; store; warehouse
stallen stables
voorraadschuur depot; shed; store; storehouse; warehouse
warenhuis depot; shed; store; storehouse; warehouse department store; emporium
- computer memory; computer storage; depot; entrepot; fund; memory; memory board; shop; stock; storage; storehouse
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
archiveren archivate; document; file; organise; organize; store archive
bewaren archivate; document; file; lay aside; lay up; organise; organize; put away; put up; save; secure; stock; store conserve; guard from; keep; preserve; save; shield
deponeren lay up; put up; secure; stock; store deposit; lay; laydown; place; placing; put; put down; remit; set; set down; situate; station
hamsteren hoard; pot; store
opbergen archivate; document; file; lock up; organise; organize; put away; store put away; stow away
oppotten hoard; pot; store collect; gather together; glean; horde; pick up; save
opslaan archivate; document; file; lay up; organise; organize; put up; secure; stock; store record; remember; save
opzij leggen hoard; lay aside; pot; put away; save; store
potten hoard; pot; store
stallen put away; store
wegbergen lock up; put away; store put away; stow away
wegsluiten lock up; put away; store
wegzetten lay aside; put away; save; store
- hive away; lay in; put in; salt away; stack away; stash away
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- shop; store up

Verwante woorden van "store":


Synoniemen voor "store":


Verwante definities voor "store":

  1. an electronic memory device1
  2. a mercantile establishment for the retail sale of goods or services1
  3. a depository for goods1
  4. a supply of something available for future use1
    • he brought back a large store of Cuban cigars1
  5. keep or lay aside for future use1
    • store grain for the winter1
    • The bear stores fat for the period of hibernation when he doesn't eat1
  6. find a place for and put away for storage1
    • I couldn't store all the books in the attic so I sold some1
  7. A technology used by Exchange to store user mailboxes and folders. A store consists of a rich-text database (.edb), plus a streaming native Internet content database (.stm).3
  8. To retain a physical representation of (data or instructions) that enables them to be subsequently retrieved.3
  9. To transfer into a store or storage location.3

Wiktionary: store

store
noun
  1. place where items may be kept
  2. supply held in storage
verb
  1. keep (something) while not in use
  2. computing: write (something) into memory or registers
  3. remain in good condition while stored
store
verb
  1. bewaren

Cross Translation:
FromToVia
store schrijven schreibenWort, Satz oder Zahlen in Form von Zeichen festhalten
store schrijven schreiben — einen Text erstellen
store schrijven schreibenmit Dativ: etwas schreiben[1, 2] und an jemanden schicken
store behouden; bergen; bewaren; conserveren; onderhouden; overhouden conservermaintenir en bon état, apporter le soin nécessaire pour empêcher qu’une chose ne se gâter, ne dépérir.
store telegraferen; verzenden; afgeven; deponeren; in bewaring geven; inleggen déposer — Traductions à trier suivant le sens
store opslaan emmagasinermettre en magasin.
store depot; entrepot; opslagplaats; veem entrepôt — logistique|fr lieu où l’on mettre des marchandises en dépôt.
store dragen; schoren; steunen; ondersteunen; ruggesteunen; schragen; behouden; bergen; bewaren; conserveren; handhaven; onderhouden; overhouden; doorgaan; verder gaan met; vervolgen; voortgaan; voortzetten maintenirtenir ferme et fixe.
store bijkeuken office — Annexe de la cuisine
store reserve; voorbehoud; provisie; voorziening; magazijn; provisiekamer; voorraadkamer; provisiekast; voorraad; restrictie; bergplaats; bergruimte; bewaarplaats; opslag; opslagplaats réserveaction de réserver.
store opslaan; hamsteren stockerconserver en dépôt, entreposer.

Verwante vertalingen van storing