Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. ontvellen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontvellen (Nederlands) in het Engels

ontvellen:

ontvellen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. ontvellen (ontvelling)
    the abrasion; the graze
    • abrasion [the ~] zelfstandig naamwoord
    • graze [the ~] zelfstandig naamwoord

ontvellen werkwoord (ontvel, ontvelt, ontvelde, ontvelden, ontveld)

  1. ontvellen (stropen)
    to strip; to fleece; to skin; to graze; debark
    • strip werkwoord (strips, stripped, stripping)
    • fleece werkwoord (fleeces, fleeced, fleecing)
    • skin werkwoord (skins, skinned, skinning)
    • graze werkwoord (grazes, grazed, grazing)
    • debark werkwoord

Conjugations for ontvellen:

o.t.t.
  1. ontvel
  2. ontvelt
  3. ontvelt
  4. ontvellen
  5. ontvellen
  6. ontvellen
o.v.t.
  1. ontvelde
  2. ontvelde
  3. ontvelde
  4. ontvelden
  5. ontvelden
  6. ontvelden
v.t.t.
  1. heb ontveld
  2. hebt ontveld
  3. heeft ontveld
  4. hebben ontveld
  5. hebben ontveld
  6. hebben ontveld
v.v.t.
  1. had ontveld
  2. had ontveld
  3. had ontveld
  4. hadden ontveld
  5. hadden ontveld
  6. hadden ontveld
o.t.t.t.
  1. zal ontvellen
  2. zult ontvellen
  3. zal ontvellen
  4. zullen ontvellen
  5. zullen ontvellen
  6. zullen ontvellen
o.v.t.t.
  1. zou ontvellen
  2. zou ontvellen
  3. zou ontvellen
  4. zouden ontvellen
  5. zouden ontvellen
  6. zouden ontvellen
en verder
  1. ben ontveld
  2. bent ontveld
  3. is ontveld
  4. zijn ontveld
  5. zijn ontveld
  6. zijn ontveld
diversen
  1. ontvel!
  2. ontvelt!
  3. ontveld
  4. ontvellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ontvellen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abrasion ontvellen; ontvelling
graze ontvellen; ontvelling krab; krabwond; kras; schaafwond; schampschot; schram; schrammetje
skin hachje; huid; peul; schil; vel; weergave
strip band; banderol; reepje; strook
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
debark ontvellen; stropen aan land gaan; aan wal gaan; debarkeren; ontschepen
fleece ontvellen; stropen uitplunderen; uitschudden
graze ontvellen; stropen afgrazen; graseten; grazen; schampen; weiden
skin ontvellen; stropen afhalen; afschaven; afstropen; jassen; pellen; schillen; stropen; uitbenen; vervellen; villen; weergave toepassen
strip ontvellen; stropen beroven; bloot leggen; ontbloten; ontdoen; ontdoen van; strippen; uitbuiten; uitplunderen; uitschudden

Wiktionary: ontvellen


Cross Translation:
FromToVia
ontvellen steal; abstract; nick; purloin; peel; shell; skin; deprive; deprive … of; despoil; clear; starve; strip; bare; discover; uncover; detect; expose dépouiller — Traductions à trier suivant le sens