Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitsteken (Nederlands) in het Engels

uitsteken:

uitsteken werkwoord (steek uit, steekt uit, stak uit, staken uit, uitgestoken)

  1. uitsteken (opvallen; uitspringen; eruit springen; afsteken; in het oog lopen)
    to attract attention; to stick out; to stand out; to protrude; to be conspicuous; to leap out; to show off; to prance; to jut out
    • attract attention werkwoord (attracts attention, attracted attention, attracting attention)
    • stick out werkwoord (sticks out, stuck out, sticking out)
    • stand out werkwoord (stands out, stood out, standing out)
    • protrude werkwoord (protrudes, protruded, protruding)
    • be conspicuous werkwoord (is conspicuous, being conspicuous)
    • leap out werkwoord (leaps out, leapt out, leaping out)
    • show off werkwoord (shows off, showed off, showing off)
    • prance werkwoord (prances, pranced, prancing)
    • jut out werkwoord (juts out, jutted out, jutting out)
  2. uitsteken (uitblinken; onderscheiden; overtreffen; )
    to outshine
    • outshine werkwoord (outshines, outshone, outshining)

Conjugations for uitsteken:

o.t.t.
  1. steek uit
  2. steekt uit
  3. steekt uit
  4. steken uit
  5. steken uit
  6. steken uit
o.v.t.
  1. stak uit
  2. stak uit
  3. stak uit
  4. staken uit
  5. staken uit
  6. staken uit
v.t.t.
  1. heb uitgestoken
  2. hebt uitgestoken
  3. heeft uitgestoken
  4. hebben uitgestoken
  5. hebben uitgestoken
  6. hebben uitgestoken
v.v.t.
  1. had uitgestoken
  2. had uitgestoken
  3. had uitgestoken
  4. hadden uitgestoken
  5. hadden uitgestoken
  6. hadden uitgestoken
o.t.t.t.
  1. zal uitsteken
  2. zult uitsteken
  3. zal uitsteken
  4. zullen uitsteken
  5. zullen uitsteken
  6. zullen uitsteken
o.v.t.t.
  1. zou uitsteken
  2. zou uitsteken
  3. zou uitsteken
  4. zouden uitsteken
  5. zouden uitsteken
  6. zouden uitsteken
en verder
  1. ben uitgestoken
  2. bent uitgestoken
  3. is uitgestoken
  4. zijn uitgestoken
  5. zijn uitgestoken
  6. zijn uitgestoken
diversen
  1. steek uit!
  2. steekt uit!
  3. uitgestoken
  4. uitstekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

uitsteken bijvoeglijk naamwoord

  1. uitsteken (eruitspringend; opvallend)
    prominent; sticks out; outstanding; obvious; leaps out at you

uitsteken [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. uitsteken
    the sticking out; the protruding; the bulging

Vertaal Matrix voor uitsteken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bulging uitsteken bobbel; uitpuiling; uitstulping
prominent belangrijkste; belangrijkste punt; hoofdpunt; hoofdzaak; voornaamste
protruding uitsteken
sticking out uitsteken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
attract attention afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken aandacht trekken
be conspicuous afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
jut out afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken vooruitspringen; vooruitsteken
leap out afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
outshine excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken
prance afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken tentoonspreiden; uitstallen
protrude afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
show off afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken geuren; pralen; pronken; te kijk lopen met; tentoonspreiden; uitstallen
stand out afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
stick out afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
obvious eruitspringend; opvallend; uitsteken begrijpelijk; duidelijk; flagrant; frappant; helder; herkenbaar; in het oog lopend; in het oog springend; onmiskenbaar; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; opzichtig; overduidelijk; protserig; saillant; schreeuwerig; treffend; zo klaar als een klontje; zonneklaar
outstanding eruitspringend; opvallend; uitsteken frappant; in het oog lopend; in het oog springend; onafgelost; onbetaald; onvereffend; onvoldaan; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; saillant; treffend
prominent eruitspringend; opvallend; uitsteken aanzienlijk; befaamd; deftig; fier; geacht; gedistingeerd; hooggeplaatst; hooggezeten; indrukwekkend; invloedrijk; majestueus; naar voren staand; nobel; parmant; parmantig; plechtig; plechtstatig; prominent; statig; trots; uitspringend; vooraanstaand; vooraanstaande; voornaam; vooruitspringend; vooruitstekend; vorstelijk
protruding naar voren staand; uitspringend; vooruitspringend; vooruitstekend
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
leaps out at you eruitspringend; opvallend; uitsteken
sticks out eruitspringend; opvallend; uitsteken

Verwante definities voor "uitsteken":

  1. er bovenuit komen1
    • de kerk steekt boven alle gebouwen uit1
  2. het naar buiten steken1
    • steek even je tong uit voor de dokter1

Wiktionary: uitsteken

uitsteken
verb
  1. to extend from

Cross Translation:
FromToVia
uitsteken anoint; smear; spread; grease; apply; lay out; spread out; extend; spread-eagle; augment; enlarge; increase; aggrandize; magnify; step up; unroll; unfold; unfurl; expand; reach; stretch; stretch out; adulterate; dilute étendre — Traductions à trier suivant le sens