Nederlands

Uitgebreide vertaling voor [doen (Nederlands) in het Engels

doen:

doen werkwoord (doe, doet, deed, deden, gedaan)

  1. doen (uitvoeren; verrichten; handelen; uitrichten)
    to accomplish; to do; to act
    • accomplish werkwoord (accomplishes, accomplished, accomplishing)
    • do werkwoord (does, did, doing)
    • act werkwoord (acts, acted, acting)

Conjugations for doen:

o.t.t.
  1. doe
  2. doet
  3. doet
  4. doen
  5. doen
  6. doen
o.v.t.
  1. deed
  2. deed
  3. deed
  4. deden
  5. deden
  6. deden
v.t.t.
  1. heb gedaan
  2. hebt gedaan
  3. heeft gedaan
  4. hebben gedaan
  5. hebben gedaan
  6. hebben gedaan
v.v.t.
  1. had gedaan
  2. had gedaan
  3. had gedaan
  4. hadden gedaan
  5. hadden gedaan
  6. hadden gedaan
o.t.t.t.
  1. zal doen
  2. zult doen
  3. zal doen
  4. zullen doen
  5. zullen doen
  6. zullen doen
o.v.t.t.
  1. zou doen
  2. zou doen
  3. zou doen
  4. zouden doen
  5. zouden doen
  6. zouden doen
diversen
  1. doe!
  2. doet!
  3. gedaan
  4. doende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor doen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
act actie; aktie; daad; handeling
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accomplish doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; bedingen; bewerkstelligen; beëindigen; completeren; een einde maken aan; fixen; functie bekleden; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; lappen; totstandbrengen; vervullen; volbrengen; volmaken; voltooien; volvoeren; voor elkaar krijgen
act doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten acteren; ageren; doen alsof; handelen; optreden; performen; spelen; toneelspelen; zich aanstellen
do doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten afleggen; arbeiden; meters maken; werken
- functioneren; laten; werken

Synoniemen voor "doen":


Antoniemen van "doen":


Verwante definities voor "doen":

  1. eraan werken, het uitvoeren1
    • wie doet de vaat vanavond?1
  2. maken dat het erin of erop gaat1
    • ik doe suiker in mijn koffie1
  3. het werk verrichten waarvoor het bedoeld is1
    • de auto doet het weer1
  4. veroorzaken dat het gebeurt1
    • dat doet me denken aan vroeger1

Wiktionary: doen

doen
verb
  1. een actie ondernemen
    • doendo
doen
verb
  1. to force to do
  2. to cause to do
  3. traumatise, frighten
  4. cause to do
  5. visit
  6. work, suffice
  7. slang: attack
  8. perform, execute
  9. perform antics
  10. appeal or cater to
  11. pull someone’s pants down
  12. to place something somewhere
  13. cause to bend

Cross Translation:
FromToVia
doen make machen — in einen bestimmten Zustand versetzen
doen apply; employ; make use of; use; turn to account; put on; lay down; place; put; put down; lay; set; practice; administer; attach; put onto; add; append; assign; paste appliquermettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher.
doen build; construct; make construirebâtir, élever, avec de la pierre, du bois, du métal, etc., d’après un plan déterminé.
doen fabricate; manufacture; concoct fabriquerexécuter ou faire exécuter certains ouvrages suivant les procédés d’un art mécanique, en atelier ou en usine.
doen put; put on; apply; lay down; place; put down; lay; set; insert; put away; put in; stow; enclose; introduce mettreplacer une personne, ou un animal, ou une chose dans un lieu déterminé.
doen produce; operate; impact; impinge; work; avail; affect; act; take action; move opéreraccomplir une œuvre, produire un effet.
doen ask poserplacer, mettre sur quelque chose.
doen render; cause; get; make; return rendreremettre une chose entre les mains de celui à qui elle appartenir, de quelque manière qu’on l’avoir.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van [doen