Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. nestelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor nestel (Nederlands) in het Engels

nestelen:

nestelen werkwoord (nestel, nestelt, nestelde, nestelden, genesteld)

  1. nestelen (zijn nest maken)
    to nest
    • nest werkwoord (nests, nested, nesting)

Conjugations for nestelen:

o.t.t.
  1. nestel
  2. nestelt
  3. nestelt
  4. nestelen
  5. nestelen
  6. nestelen
o.v.t.
  1. nestelde
  2. nestelde
  3. nestelde
  4. nestelden
  5. nestelden
  6. nestelden
v.t.t.
  1. ben genesteld
  2. bent genesteld
  3. is genesteld
  4. zijn genesteld
  5. zijn genesteld
  6. zijn genesteld
v.v.t.
  1. was genesteld
  2. was genesteld
  3. was genesteld
  4. waren genesteld
  5. waren genesteld
  6. waren genesteld
o.t.t.t.
  1. zal nestelen
  2. zult nestelen
  3. zal nestelen
  4. zullen nestelen
  5. zullen nestelen
  6. zullen nestelen
o.v.t.t.
  1. zou nestelen
  2. zou nestelen
  3. zou nestelen
  4. zouden nestelen
  5. zouden nestelen
  6. zouden nestelen
en verder
  1. heb genesteld
  2. hebt genesteld
  3. heeft genesteld
  4. hebben genesteld
  5. hebben genesteld
  6. hebben genesteld
diversen
  1. nestel!
  2. nestelt!
  3. genesteld
  4. nestelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor nestelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nest nest
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nest nestelen; zijn nest maken

Wiktionary: nestelen

nestelen
verb
  1. het bouwen van een nest en het grootbrengen van jongen erin, gewoonlijk van vogels
nestelen
verb
  1. to settle into a home
  2. to build or settle into a nest

Cross Translation:
FromToVia
nestelen nest nicher — Traductions à trier suivant le sens


Wiktionary: nestel

nestel
noun
  1. tip on a ribbon or cord

Cross Translation:
FromToVia
nestel shoelace; lace lacet — Cordon ferré pour serrer un vêtement.