Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. incident:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor incident:
    • incidence
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. incident:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor incident (Nederlands) in het Engels

incident:

incident [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het incident (zaakje)
    the incident; the event; the happening; the history
    • incident [the ~] zelfstandig naamwoord
    • event [the ~] zelfstandig naamwoord
    • happening [the ~] zelfstandig naamwoord
    • history [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. het incident (gebeurtenis; voorval; feit)
    the occurrence; the affair; the matter; the occasion; the event; the business
    • occurrence [the ~] zelfstandig naamwoord
    • affair [the ~] zelfstandig naamwoord
    • matter [the ~] zelfstandig naamwoord
    • occasion [the ~] zelfstandig naamwoord
    • event [the ~] zelfstandig naamwoord
    • business [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. het incident
    the incident
    – A way of tracking any event that is not part of the standard operation of a service and that causes, or may cause, an interruption to, or a reduction in, the quality of that service. 1
    • incident [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor incident:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
affair feit; gebeurtenis; incident; voorval aangelegenheid; affaire; avontuurtje; geval; kwestie; liaison; liefdesrelatie; relatie; slippertje; verhouding; zaak
business feit; gebeurtenis; incident; voorval aangelegenheden; aangelegenheid; affaire; affaires; bedrijf; bedrijfsleven; commercie; coöperatie; firma; geval; handel; handelsbedrijf; handelshuis; handelswaar; klandizie; kleine onderneming; koophandel; koopwaar; kwestie; maatschap; maatschappij; nering; onderneming; vennootschap; waar; winkelbedrijf; zaak; zaken
event feit; gebeurtenis; incident; voorval; zaakje evenement; gebeurtenis; programmagebeurtenis
happening incident; zaakje happening; performance; plaatsvinden; show; voorstelling
history incident; zaakje geschiedenis; geschiedkunde; historie; voorgeschiedenis
incident incident; zaakje
matter feit; gebeurtenis; incident; voorval aangelegenheid; affaire; artikel; bik; ding; geval; goed; gruis; item; kwestie; macadam; materie; metselspecie; mortel; object; probleem; puin; split; steengruis; steenslag; stof; substantie; voorwerp; vraagstuk; zaak
occasion feit; gebeurtenis; incident; voorval evenement; gebeurtenis
occurrence feit; gebeurtenis; incident; voorval evenement; gebeurtenis
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
history geschiedenis
matter afzetten; uitdoen; uitmaken; uitschakelen; uitzetten

Verwante woorden van "incident":


Wiktionary: incident

incident
noun
  1. incident that brings disgrace

Cross Translation:
FromToVia
incident incident incidentévénement inattendu pouvant avoir des conséquences mineures à importantes.



Engels

Uitgebreide vertaling voor incident (Engels) in het Nederlands

incident:

incident [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the incident (event; happening; history)
    het incident; het zaakje
    • incident [het ~] zelfstandig naamwoord
    • zaakje [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. the incident
    – A way of tracking any event that is not part of the standard operation of a service and that causes, or may cause, an interruption to, or a reduction in, the quality of that service. 1
    het incident
    • incident [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor incident:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
incident event; happening; history; incident affair; business; event; matter; occasion; occurrence
zaakje event; happening; history; incident
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- incidental

Verwante woorden van "incident":


Synoniemen voor "incident":


Antoniemen van "incident":


Verwante definities voor "incident":

  1. (sometimes followed by `to') minor or casual or subordinate in significance or nature or occurring as a chance concomitant or consequence2
  2. falling or striking of light rays on something2
    • incident light2
  3. a single distinct event2
  4. a public disturbance2
    • the police investigated an incident at the bus station2
  5. A way of tracking any event that is not part of the standard operation of a service and that causes, or may cause, an interruption to, or a reduction in, the quality of that service.1

Wiktionary: incident

incident
adjective
  1. physics: falling on a surface
  2. arising as the result of an event
noun
  1. event causing interruption or crisis
  2. minor event incidental to others
  3. event or occurrence

Cross Translation:
FromToVia
incident geval; voorval; casus Kasusbildungssprachlich, selten: Gegenstand, Vorkommnis
incident incident incidentévénement inattendu pouvant avoir des conséquences mineures à importantes.

Verwante vertalingen van incident