Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cap
|
hoofddeksel; kap
|
baret; dop; hoofddeksel; kapje; klappertje; kroonkurk; muts; pet; sluitdop; uniformmuts; uniformpet
|
casque
|
hoofddeksel; kap
|
helm; hoofdbescherming
|
cover
|
afdekkap; dak; kap; koepel; overdekking; overkapping
|
beddedeken; beddekleedje; bedekking; bescherming; boekomslag; buitenkant; couvert; dek; deken; dekking; dekmantel; deksel; enveloppe; etui; hoes; huls; kaft; koker; l.p.hoes; lid; omhulsel; omkleedsel; omslag; omwindsel; overdekking; overtrek; pennendoosje; pennenkoker; platenhoes; protectie; verpakking; wikkel
|
cover up roof
|
afdekkap; dak; kap; koepel; overdekking; overkapping
|
huif
|
covering
|
afdekkap; dak; kap; koepel; overdekking; overkapping
|
aanplant; bedekken; bedekking; begroeiing; beschutsel; beschutting; beslaan; dek; dekking; gewas; overdekking
|
hood
|
hoofddeksel; kap
|
afzuigkap; capuchon; rookkap; wasemkap
|
roof
|
afdekkap; dak; kap; koepel; overdekking; overkapping
|
|
roofing over
|
afdekkap; dak; kap; koepel; overdekking; overkapping
|
|
top
|
afdekkap; dak; kap; koepel; overdekking; overkapping
|
bergtop; climax; dop; hoogst haalbare; hoogste punt; hoogtepunt; huif; kruin; piek; sluitdop; summum; top; toppunt
|
wimple
|
hoofddeksel; kap
|
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cover
|
|
afdekken; afleggen; afschermen; afschutten; bedekken; bekleden; bemantelen; beschermen; beschrijven; beschutten; bijsluiten; bijvoegen; dekken; hullen; indekken; inhullen; insluiten; kaften; maskeren; mededelen; meters maken; omhullen; overdekken; overkappen; overkoepelen; overtrekken; overwelven; stofferen; toevoegen; uiteenzetten; van bekleding voorzien; verhalen; verhullen; versluieren; vertellen; zeggen
|
roof
|
|
van een dak voorzien
|
top
|
|
afknotten; hoger bieden; knotten
|
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
top
|
|
bovenste
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
covering
|
|
overdekkend; overkoepelend
|