Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Engels ->Zoek: frame

Nederlandse en Engelse zoekresultaten voor: frame

Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. frame:
  2. Wiktionary:
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. frame:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor frame:
    • omkadering

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor frame (Nederlands) in het Engels

frame:

frame [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het frame (raamwerk; geraamte; skelet)
    the framework; the frame; the body; the skeleton; the carcass; the shell
    • framework [the ~] zelfstandig naamwoord
    • frame [the ~] zelfstandig naamwoord
    • body [the ~] zelfstandig naamwoord
    • skeleton [the ~] zelfstandig naamwoord
    • carcass [the ~] zelfstandig naamwoord
    • shell [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. het frame
    the frame
    – In synchronous communications, a package of information transmitted as a single unit. Every frame follows the same basic organization and contains control information, such as synchronizing characters, station address, and an error-checking value, as well as a variable amount of data. 1
    • frame [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. het frame
    the frame; the video frame
    – One of many sequential images that make up video. 1
  4. het frame
    the frame
    – An independent section on a webpage. Each frame is actually a separate webpage and can have its own scrollbars. 1
    • frame [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. het frame
    the frame
    – In asynchronous serial communications, a unit of transmission that is sometimes measured in elapsed time and begins with the start bit that precedes a character and ends with the last stop bit that follows the character. 1
    • frame [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. het frame
    the frame
    – A space, shown onscreen as a box, that contains a particular element of your publication. 1
    • frame [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor frame:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
body frame; geraamte; raamwerk; skelet anatomie; hoofdtekst; lazer; lichaam; lijf; romp
carcass frame; geraamte; raamwerk; skelet chassis; geraamte; karkas
frame frame; geraamte; raamwerk; skelet brilmontuur; casco; constitutie; dakspant; geraamte; gestel; kader; karkas; lijst; montuur; omlijsting; raam; rand; spant; vliegtuigromp
framework frame; geraamte; raamwerk; skelet geraamte; karkas; lijstwerk
shell frame; geraamte; raamwerk; skelet behuizing; bolster; bom; casco; cascowoning; chassis; dop; explosief; geraamte; granaat; huls; omhulling; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; peul; schaal; schelp; schil; schulp; shell; vel; verpakking
skeleton frame; geraamte; raamwerk; skelet botten; bottenbouw; gebeente; geraamte; karkas; scharminkel; skelet
video frame frame
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
frame inlijsten; inramen; omkaderen; omlijsten
shell bombarderen; vanuit de lucht beschieten

Verwante woorden van "frame":

  • frames

Wiktionary: frame

frame
noun
  1. een stilstaand beeld uit een bewegende film
frame
noun
  1. complete game of snooker
  2. frame on which a canvas is stretched for painting



Engels

Uitgebreide vertaling voor frame (Engels) in het Nederlands

frame:

frame [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the frame (framing; rim; cornice; )
    het kader; de rand; de omlijsting
    • kader [het ~] zelfstandig naamwoord
    • rand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • omlijsting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    het raam
    – lijst van hout 2
    • raam [het ~] zelfstandig naamwoord
      • zij spande het kleed op een raam2
    de lijst
    – rand 2
    • lijst [de ~] zelfstandig naamwoord
      • om dit schilderij zit een mooie lijst2
  2. the frame (framework; body; skeleton; carcass; shell)
    het raamwerk; het frame; het geraamte; het skelet
    • raamwerk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • frame [het ~] zelfstandig naamwoord
    • geraamte [het ~] zelfstandig naamwoord
    • skelet [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. the frame (roofbeam; truss; crossbeam; rafter)
    het spant; dakspant
    • spant [het ~] zelfstandig naamwoord
    • dakspant [znw.] zelfstandig naamwoord
  4. the frame (spectacle frame)
    de montuur; het brilmontuur
  5. the frame (constitution; system; fundamental law; basic rule)
    de constitutie; het gestel
  6. the frame (body of an airplane)
    het casco; vliegtuigromp
  7. the frame (framework; carcass; skeleton)
    het geraamte; de karkas
    • geraamte [het ~] zelfstandig naamwoord
    • karkas [de ~] zelfstandig naamwoord
  8. the frame
    – In synchronous communications, a package of information transmitted as a single unit. Every frame follows the same basic organization and contains control information, such as synchronizing characters, station address, and an error-checking value, as well as a variable amount of data. 1
    het frame
    • frame [het ~] zelfstandig naamwoord
  9. the frame (video frame)
    – One of many sequential images that make up video. 1
    het frame
    • frame [het ~] zelfstandig naamwoord
  10. the frame
    – An independent section on a webpage. Each frame is actually a separate webpage and can have its own scrollbars. 1
    het frame
    • frame [het ~] zelfstandig naamwoord
  11. the frame
    – In asynchronous serial communications, a unit of transmission that is sometimes measured in elapsed time and begins with the start bit that precedes a character and ends with the last stop bit that follows the character. 1
    het frame
    • frame [het ~] zelfstandig naamwoord
  12. the frame
    – A space, shown onscreen as a box, that contains a particular element of your publication. 1
    het frame
    • frame [het ~] zelfstandig naamwoord

to frame werkwoord (frames, framed, framing)

  1. to frame (box)
    omkaderen
    • omkaderen werkwoord (omkader, omkadert, omkaderde, omkaderden, omkaderd)
  2. to frame
    inlijsten
    • inlijsten werkwoord (lijst in, lijstte in, lijstten in, ingelijst)
  3. to frame
    omlijsten
    • omlijsten werkwoord (omlijst, omlijstte, omlijstten, omlijst)
  4. to frame
    inramen
    • inramen werkwoord (raam in, raamt in, raamde in, raamden in, ingeraamd)

Conjugations for frame:

present
  1. frame
  2. frame
  3. frames
  4. frame
  5. frame
  6. frame
simple past
  1. framed
  2. framed
  3. framed
  4. framed
  5. framed
  6. framed
present perfect
  1. have framed
  2. have framed
  3. has framed
  4. have framed
  5. have framed
  6. have framed
past continuous
  1. was framing
  2. were framing
  3. was framing
  4. were framing
  5. were framing
  6. were framing
future
  1. shall frame
  2. will frame
  3. will frame
  4. shall frame
  5. will frame
  6. will frame
continuous present
  1. am framing
  2. are framing
  3. is framing
  4. are framing
  5. are framing
  6. are framing
subjunctive
  1. be framed
  2. be framed
  3. be framed
  4. be framed
  5. be framed
  6. be framed
diverse
  1. frame!
  2. let's frame!
  5. framed
  6. framing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor frame:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brilmontuur frame; spectacle frame glass frames; spectacle frame
casco body of an airplane; frame casco; shell
constitutie basic rule; constitution; frame; fundamental law; system basic rule; build; constitution; figure; fundamental law; physique; stature
dakspant crossbeam; frame; rafter; roofbeam; truss
frame body; carcass; frame; framework; shell; skeleton; video frame
geraamte body; carcass; frame; framework; shell; skeleton carcass; chassis; foundation; frame-work; shell; structure
gestel basic rule; constitution; frame; fundamental law; system
kader cornice; frame; framing; molding; moulding; mounting; panel; rim executive; executives; frame work; staff
karkas carcass; frame; framework; skeleton carcase
lijst cornice; frame; framing; molding; moulding; mounting; panel; rim SharePoint list; flat list; frame work; list; membership register; membership roll; picture frame; record; register; report; schedule; statement; summary; table
montuur frame; spectacle frame
omlijsting cornice; frame; framing; molding; moulding; mounting; panel; rim
raam cornice; frame; framing; molding; moulding; mounting; panel; rim lozenge; window; window-glass; window-pane
raamwerk body; carcass; frame; framework; shell; skeleton
rand cornice; frame; framing; molding; moulding; mounting; panel; rim border; edge; frame work; ridge; seam; side
skelet body; carcass; frame; framework; shell; skeleton bone structure; skeleton
spant crossbeam; frame; rafter; roofbeam; truss
vliegtuigromp body of an airplane; frame
- frame of reference; framing; inning; skeletal frame; skeletal system; skeleton; systema skeletale; underframe
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inlijsten frame
inramen frame
omkaderen box; frame
omlijsten frame
- border; cast; compose; couch; draw up; ensnare; entrap; frame in; frame up; put; redact; set up
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- base frame; framework; skeleton

Verwante woorden van "frame":


Synoniemen voor "frame":


Verwante definities voor "frame":

  1. one of the ten divisions into which bowling is divided3
  2. a framework that supports and protects a picture or a mirror3
    • the frame enhances but is not itself the subject of attention3
    • the frame was much more valuable than the miror it held3
  3. the framework for a pair of eyeglasses3
  4. a single one of a series of still transparent pictures forming a cinema, television or video film3
  5. the internal supporting structure that gives an artifact its shape3
  6. the hard structure (bones and cartilages) that provides a frame for the body of an animal3
  7. a system of assumptions and standards that sanction behavior and give it meaning3
  8. an application that divides the user's display into two or more windows that can be scrolled independently3
  9. a single drawing in a comic_strip3
  10. (baseball) one of nine divisions of play during which each team has a turn at bat3
  11. make up plans or basic details for3
    • frame a policy3
  12. formulate in a particular style or language3
  13. enclose in or as if in a frame3
    • frame a picture3
  14. construct by fitting or uniting parts together3
  15. take or catch as if in a snare or trap3
    • The innocent man was framed by the police3
  16. enclose in a frame, as of a picture3
  17. In synchronous communications, a package of information transmitted as a single unit. Every frame follows the same basic organization and contains control information, such as synchronizing characters, station address, and an error-checking value, as well as a variable amount of data.1
  18. One of many sequential images that make up video.1
  19. An independent section on a webpage. Each frame is actually a separate webpage and can have its own scrollbars.1
  20. In asynchronous serial communications, a unit of transmission that is sometimes measured in elapsed time and begins with the start bit that precedes a character and ends with the last stop bit that follows the character.1
  21. A space, shown onscreen as a box, that contains a particular element of your publication.1

Wiktionary: frame

frame
noun
  1. complete game of snooker
  2. structure of a person's body
  3. structural elements of a building or other constructed object
frame
noun
  1. frame
  2. een stilstaand beeld uit een bewegende film
  3. raamwerk van latten van een molenwiek
Cross Translation:
FromToVia
• frame → kader ↔ Rahmen — stabilisierendes Gerüst, zum Beispiel eines Fahrzeugs oder Gerätes
• frame → omlijsting; kader; lijst; raam ↔ cadre — Traductions à trier suivant le sens
• frame → gebinte; stelling; geraamte; getimmerte; timmerwerk ↔ charpente — charpenterie|fr assemblage de pièces de bois servant à une construction ou en faire partie.
• frame → inslag ↔ trame — text|fr fils horizontaux qui s’entrelacer avec la chaine.

Verwante vertalingen van frame







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0638 seconde
Page rendered in 1.0 seconds