Tracé: vertaling Nederlands

Remove Ads

Overzicht

Nederlands naar Engels: Meer gegevens...

tracé:
- Wiktionary:
  tracé → itinerary, route

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

trace:
- lokaliseren; traceren; opsporen; vinden; checken; verifiëren; natrekken; nagaan; overtrekken; met pen overtekenen; calqueren
- snufje; vleugje; zweem; flinter; waas; schijntje; floers; klein beetje; zweempje
Wiktionary:
- trace → opsporen, nazoeken, sporen, voetspoor
- trace → opsporen, spoorzoeken, overtrekken, calqueren, naspeuren, nasporen, natrekken
- trace → spoor, zweem, vervolgen, calqueren, afdruk, voetspoor, drukwerk, belichting, effect, impressie, indruk

Engels

Uitgebreide vertaling voor tracé (Engels) in het Nederlands

trace:

to trace werkwoord (traces, traced, tracing)

to trace (localize; locate; localise)
lokaliseren; traceren; opsporen; vinden
- lokaliseren werkwoord (lokaliseer, lokaliseert, lokaliseerde, lokaliseerden, gelokaliseerd)
- traceren werkwoord (traceer, traceert, traceerde, traceerden, getraceerd)
- opsporen werkwoord (spoor op, spoort op, spoorde op, spoorden op, opgespoord)
- vinden werkwoord (vind, vindt, vond, vonden, gevonden)
to trace (check; affirm; investigate; check out; go through again)
checken; verifiëren; natrekken; nagaan
- checken werkwoord (check, checkt, checkte, checkten, gecheckt)
- verifiëren werkwoord (verifiëer, verifiëert, verifiëerde, verifiëerden, geverifiëerd)
- natrekken werkwoord (trek na, trekt na, trok na, trokken na, nagetrokken)
- nagaan werkwoord (ga na, gaat na, ging na, gingen na, nagegaan)
to trace
overtrekken; met pen overtekenen
- overtrekken werkwoord (overtrek, overtrekt, overtrok, overtrokken, overtrokken)
- met pen overtekenen werkwoord
to trace
calqueren
- calqueren werkwoord (calqueer, calqueert, calqueerde, calqueerden, gecalqueerd)
to trace

– To execute a program in such a way that the sequence of statements being executed can be observed. ¹
traceren
- traceren werkwoord (traceer, traceert, traceerde, traceerden, getraceerd)
to trace

– To track an inventory dimension to show its related receipts and issues. ¹
traceren
- traceren werkwoord (traceer, traceert, traceerde, traceerden, getraceerd)

Conjugations for trace:

present

trace
trace
traces
trace
trace
trace

simple past

traced
traced
traced
traced
traced
traced

present perfect

have traced
have traced
has traced
have traced
have traced
have traced

past continuous

was tracing
were tracing
was tracing
were tracing
were tracing
were tracing

future

shall trace
will trace
will trace
shall trace
will trace
will trace

continuous present

am tracing
are tracing
is tracing
are tracing
are tracing
are tracing

subjunctive

be traced
be traced
be traced
be traced
be traced
be traced

diverse

trace!
let's trace!
traced
tracing

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

trace [the ~] zelfstandig naamwoord

the trace (touch; semblance; small trace; hint; tending to)
het snufje; het vleugje; de zweem; de flinter; het waas; het schijntje; het floers
- snufje [het ~] zelfstandig naamwoord
- vleugje [het ~] zelfstandig naamwoord
- zweem [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- flinter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- waas [het ~] zelfstandig naamwoord
- schijntje [het ~] zelfstandig naamwoord
- floers [het ~] zelfstandig naamwoord
the trace (little bit; semblance; small trace; hint)
het klein beetje; de zweem; het zweempje
- klein beetje [het ~] zelfstandig naamwoord
- zweem [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- zweempje [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor trace:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
flinter	hint; semblance; small trace; tending to; touch; trace
floers	hint; semblance; small trace; tending to; touch; trace
klein beetje	hint; little bit; semblance; small trace; trace
overtrekken		tracing
schijntje	hint; semblance; small trace; tending to; touch; trace
snufje	hint; semblance; small trace; tending to; touch; trace	gadget
vinden		encountering; locating
vleugje	hint; semblance; small trace; tending to; touch; trace	gleam
waas	hint; semblance; small trace; tending to; touch; trace	fog; haze; mist
zweem	hint; little bit; semblance; small trace; tending to; touch; trace	a spark of
zweempje	hint; little bit; semblance; small trace; trace
-	ghost; hint; shadow; suggestion; tincture; touch; tracing; vestige
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
calqueren	trace
checken	affirm; check; check out; go through again; investigate; trace
lokaliseren	localise; localize; locate; trace
met pen overtekenen	trace
nagaan	affirm; check; check out; go through again; investigate; trace	audit; check; examine; inspect; prove; verify
natrekken	affirm; check; check out; go through again; investigate; trace
opsporen	localise; localize; locate; trace	detect; discover; reveal; spot
overtrekken	trace	clothe; cover; cover up; furnish; upholster
traceren	localise; localize; locate; trace
verifiëren	affirm; check; check out; go through again; investigate; trace
vinden	localise; localize; locate; trace	come across; discover; find; learn; locate; meet
-	decipher; delineate; describe; draw; follow; hound; hunt; line; retrace
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	copy

Verwante woorden van "trace":

tracing, traceable, traces

Synoniemen voor "trace":

hint; suggestion; small indefinite quantity; small indefinite amount
vestige; tincture; shadow; indication; indicant
touch; ghost; suggestion; proposition; proffer
tracing; drawing
line
mark; print
follow; analyze; analyse; study; examine; canvass; canvas
draw; line; describe; delineate; mark
retrace; return; go back; get back; come back
hound; hunt; chase; chase after; trail; tail; tag; give chase; dog; go after; track
detect; observe; find; discover; notice
proceed; go forward; continue
copy; re-create
decipher; read

Verwante definities voor "trace":

either of two lines that connect a horse's harness to a wagon or other vehicle or to a whiffletree²
a drawing created by superimposing a semitransparent sheet of paper on the original image and copying on it the lines of the original image²
an indication that something has been present²
- there wasn't a trace of evidence for the claim²
a visible mark (as a footprint) left by the passage of person or animal or vehicle²
a suggestion of some quality²
a just detectable amount²
- he speaks French with a trace of an accent²
read with difficulty²
- The archeologist traced the hieroglyphs²
follow, discover, or ascertain the course of development of something²
- trace the student's progress²
make a mark or lines on a surface²
- trace the outline of a figure in the sand²
copy by following the lines of the original drawing on a transparent sheet placed upon it; make a tracing of²
- trace a design²
- trace a pattern²
make one's course or travel along a path; travel or pass over, around, or along²
- The children traced along the edge of the dark forest²
- The women traced the pasture²
pursue or chase relentlessly²
- The hunters traced the deer into the woods²
to go back over again²
- trace your path²
discover traces of²
- She traced the circumstances of her birth²
To execute a program in such a way that the sequence of statements being executed can be observed.¹
To track an inventory dimension to show its related receipts and issues.¹
A collection of events and data returned by the Database Engine.¹

Wiktionary: trace

trace

noun

act of tracing
- trace → opsporen; nazoeken
very small amount
- trace → sporen

verb

to follow the trail of something
- trace → opsporen; spoorzoeken
to copy onto a sheet of transparent paper
- trace → overtrekken; calqueren

trace

verb

op doorschijnend papier of linnen overtrekken
- calqueren → trace
nauwkeurig onderzoeken
- naspeuren → investigate; trace
feiten of een verloop trachten te achterhalen
- nasporen → trace
overtrekken
- natrekken → trace

noun

spoor of reeks van sporen dat een voet nalaat
- voetspoor → trace; track

Cross Translation:

From	To	Via
• trace	→ spoor; zweem	↔ Spur — hinweisgebende Hinterlassenschaft
• trace	→ spoor	↔ Spur — im engeren Sinne: Markierung auf dem Boden
• trace	→ spoor; zweem	↔ Spur — sehr kleine Menge
• trace	→ vervolgen	↔ verfolgen — jemandem hinterher fahren oder gehen, eventuell um ihn einzuholen; jemandem auf den Fersen sein
• trace	→ calqueren	↔ calquer — Relever les traits d’un dessin
• trace	→ afdruk; spoor; voetspoor	↔ empreinte — Figure empreinte, impression, marque.
• trace	→ afdruk; spoor; voetspoor; drukwerk; belichting; effect; impressie; indruk	↔ impression — imprimerie\|fr action par laquelle une chose appliquer sur une autre y laisser une empreinte ; résultat de cette action.
• trace	→ spoor	↔ trace — vestige qu’un homme ou un animal laisser à l’endroit où il passer.

Verwante vertalingen van tracé

Remove Ads

Nederlandse en Engelse zoekresultaten voor: tracé

Uitgebreide vertaling voor tracé (Engels) in het Nederlands

trace:

to trace werkwoord (traces, traced, tracing)

to trace (localize; locate; localise)

to trace (check; affirm; investigate; check out; go through again)

to trace

to trace

to trace

to trace

Conjugations for trace:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

trace [the ~] zelfstandig naamwoord

the trace (touch; semblance; small trace; hint; tending to)

the trace (little bit; semblance; small trace; hint)

Vertaal Matrix voor trace:

Verwante woorden van "trace":

Synoniemen voor "trace":

Verwante definities voor "trace":

Wiktionary: trace

Verwante vertalingen van tracé