Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. samenwerken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor samenwerkend (Nederlands) in het Engels

samenwerken:

samenwerken werkwoord (werk samen, werkt samen, werkte samen, werkten samen, samengewerkt)

  1. samenwerken (coöpereren)
    to cooperate; to collaborate
    • cooperate werkwoord (cooperates, cooperated, cooperating)
    • collaborate werkwoord (collaborates, collaborated, collaborating)
  2. samenwerken (samendoen)
    to cooperate; work together; act together; do together
  3. samenwerken
    to collaborate
    – To work with other people to update or interact with content. 1
    • collaborate werkwoord (collaborates, collaborated, collaborating)

Conjugations for samenwerken:

o.t.t.
  1. werk samen
  2. werkt samen
  3. werkt samen
  4. werken samen
  5. werken samen
  6. werken samen
o.v.t.
  1. werkte samen
  2. werkte samen
  3. werkte samen
  4. werkten samen
  5. werkten samen
  6. werkten samen
v.t.t.
  1. heb samengewerkt
  2. hebt samengewerkt
  3. heeft samengewerkt
  4. hebben samengewerkt
  5. hebben samengewerkt
  6. hebben samengewerkt
v.v.t.
  1. had samengewerkt
  2. had samengewerkt
  3. had samengewerkt
  4. hadden samengewerkt
  5. hadden samengewerkt
  6. hadden samengewerkt
o.t.t.t.
  1. zal samenwerken
  2. zult samenwerken
  3. zal samenwerken
  4. zullen samenwerken
  5. zullen samenwerken
  6. zullen samenwerken
o.v.t.t.
  1. zou samenwerken
  2. zou samenwerken
  3. zou samenwerken
  4. zouden samenwerken
  5. zouden samenwerken
  6. zouden samenwerken
en verder
  1. ben samengewerkt
  2. bent samengewerkt
  3. is samengewerkt
  4. zijn samengewerkt
  5. zijn samengewerkt
  6. zijn samengewerkt
diversen
  1. werk samen!
  2. werkt samen!
  3. samengewerkt
  4. samenwerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor samenwerken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
act together samendoen; samenwerken
collaborate coöpereren; samenwerken
cooperate coöpereren; samendoen; samenwerken
do together samendoen; samenwerken
work together samendoen; samenwerken

Wiktionary: samenwerken

samenwerken
verb
  1. met een of meer aan hetzelfde werken
samenwerken
verb
  1. to work together
  2. to work together on a piece of work
  3. to keep company
noun
  1. act of collaborating


Wiktionary: samenwerkend

samenwerkend
adjective
  1. ready to work with another

Computer vertaling door derden: