Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. ordinair:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ordinair (Nederlands) in het Engels

ordinair:

ordinair bijvoeglijk naamwoord

  1. ordinair (niets bijzonders; alledaags; gewoon; eenvoudig)
    ordinary; common; plain; ordinarily
  2. ordinair (vulgair; grof; platvloers; plat)
    crude; vulgar
    • crude bijvoeglijk naamwoord
    • vulgar bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor ordinair:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
common algemene; park; stadspark
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
common alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair algemeen; alledaagse; courant; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gemeenschappelijk; gewoon; meer personen betreffend; normaal
crude grof; ordinair; plat; platvloers; vulgair blank; cru; effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; laagstaand; ongelakt; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; plat; primitief; rechttoe rechtaan; strak; vlak; vlakuit
ordinary alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; normaal
plain vlakte
vulgar grof; ordinair; plat; platvloers; vulgair banaal; effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; grof; laag-bij-de-grond; lomp; losbandig; plat; platvloers; schunnig; strak; triviaal; tuchteloos; vlak; vlakuit; vunzig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ordinarily alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; normaal
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plain alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair blank; cru; direct; effen; gewoonweg; klinkklaar; lelijk; lelijk uitziend; onbewimpeld; ongelakt; ongezouten; onknap; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openhartig; openlijk; oprecht; puur; rechttoe rechtaan; regelrecht; ronduit; ruiterlijk; van één kleur; vrij; vrijelijk; vrijuit; wit; wit van huidskleur

Verwante woorden van "ordinair":

  • ordinaire

Wiktionary: ordinair

ordinair
adjective
  1. gewoon, alledaags, normaal
ordinair
adjective
  1. very showy or ornamented
  2. of poor quality
  3. part of the common rabble
  4. unimpressive or unremarkable; dull and ordinary; nondescript.
  5. obscene
  6. having to do with common people

Cross Translation:
FromToVia
ordinair vulgar; common; everyday vulgaire — Qui est commun