Overzicht
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- vergaderen:
-
Wiktionary:
- vergaderen → meet, impart, throng
- vergaderen → bring, take, fetch, get, lower, take along, convene, lead, assemble, put together, build, compose, construct, draught, combine, take away, bring from, take someone somewhere, collect, gather, pick up, raise, amass, heap, pile up, stack, accumulate, pile, meet
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vergaderen (Nederlands) in het Engels
vergaderen:
-
vergaderen (in bespreking zijn)
Conjugations for vergaderen:
o.t.t.
- vergader
- vergadert
- vergadert
- vergaderen
- vergaderen
- vergaderen
o.v.t.
- vergaderde
- vergaderde
- vergaderde
- vergaderden
- vergaderden
- vergaderden
v.t.t.
- heb vergaderd
- hebt vergaderd
- heeft vergaderd
- hebben vergaderd
- hebben vergaderd
- hebben vergaderd
v.v.t.
- had vergaderd
- had vergaderd
- had vergaderd
- hadden vergaderd
- hadden vergaderd
- hadden vergaderd
o.t.t.t.
- zal vergaderen
- zult vergaderen
- zal vergaderen
- zullen vergaderen
- zullen vergaderen
- zullen vergaderen
o.v.t.t.
- zou vergaderen
- zou vergaderen
- zou vergaderen
- zouden vergaderen
- zouden vergaderen
- zouden vergaderen
diversen
- vergader!
- vergadert!
- vergaderd
- vergaderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor vergaderen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
have a conference | in bespreking zijn; vergaderen | beraadslagen; confereren; een conferentie houden; overleggen; overwegen |
have a meeting | in bespreking zijn; vergaderen | in vergadering bijeenzijn |
hold session | in bespreking zijn; vergaderen | beraadslagen; confereren; een conferentie houden; overleggen; overwegen |
Wiktionary: vergaderen
vergaderen
Cross Translation:
verb
vergaderen
-
in vergadering bijeenkomen, een vergadering bijwonen
- vergaderen → meet
verb
-
to hold a conference or consultation
-
to congregate
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vergaderen | → bring; take; fetch; get; lower; take along; convene; lead | ↔ amener — mener d’un lieu à un autre. |
• vergaderen | → assemble; take along; convene; put together; build; compose; construct; draught; combine | ↔ assembler — mettre ensemble. |
• vergaderen | → take away; bring from; take someone somewhere; take along; convene | ↔ emmener — Mener hors du lieu où l’on est vers un autre lieu. |
• vergaderen | → take along; convene; collect; gather; pick up; assemble; raise; amass; heap; pile up; stack; accumulate; pile | ↔ rassembler — assembler de nouveau des personnes, des bêtes ou des choses qui disperser. |
• vergaderen | → meet | ↔ siéger — Occuper un siège dans un organe officiel ou administratif. |
Computer vertaling door derden: