Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. spanning:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor spanning:
    • suspense, suspence
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. span:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor spanning (Nederlands) in het Engels

spanning:

spanning [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de spanning (strakheid; gespannenheid)
    the tension; the strain; the tenseness; the tightness
    • tension [the ~] zelfstandig naamwoord
    • strain [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tenseness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tightness [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de spanning (emotionele spanning; gespannenheid)
    the burden; the stress
    • burden [the ~] zelfstandig naamwoord
    • stress [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor spanning:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
burden emotionele spanning; gespannenheid; spanning draaglast; gevoelslast; last
strain gespannenheid; spanning; strakheid bloeddruk; concentratie; fysieke inspanning; gespannenheid; ingespannenheid; inspanning; krachtsinspanning; last; moeite; poging; soesa; tensie
stress emotionele spanning; gespannenheid; spanning stress
tenseness gespannenheid; spanning; strakheid concentratie; gespannenheid; ingespannenheid
tension gespannenheid; spanning; strakheid nervositeit; zenuwachtigheid
tightness gespannenheid; spanning; strakheid beklemdheid; benauwdheid; concentratie; engte; gebrek; gespannenheid; gevoel van beklemming; ingespannenheid; krapte; nauwheid; schaarsheid; schaarste; smalheid; smalte; tekort
- stroom
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
burden belasten; opdragen; opzadelen
strain strekken
stress beklemtonen; benadrukken; betonen; stressen

Verwante woorden van "spanning":

  • spanningen

Synoniemen voor "spanning":


Verwante definities voor "spanning":

  1. de druk die erop staat1
    • deze band heeft niet genoeg spanning1
  2. gevoel van opwinding en zenuwachtigheid1
    • vol spanning keken we naar Sinterklaas1
  3. elektrische kracht1
    • er staat spanning op dit stopcontact1

Wiktionary: spanning

spanning
noun
  1. mechanische spanning
  2. emotionele spanning
  3. elektrische spanning
spanning
noun
  1. electricity supply
  2. force
  3. psychological state
  4. voltage
  5. amount of electrostatic potential

Cross Translation:
FromToVia
spanning hazard; risk; venture; uncertainty aléa — désuet|fr chance bonne ou mauvaise.
spanning anxiety; anguish; dread; apprehension anxiété — inquiétude
spanning constraint; stress contrainteviolence qu’on exercer contre quelqu’un, pour l’obliger à faire quelque chose malgré lui ou pour l’empêcher de faire ce qu’il vouloir.
spanning tension; stretch; stress tension — État de ce qui est tendu (sens général)
spanning stretch tension — Action de tendre
spanning stress tension — Grande application, effort continu
spanning voltage tension — Différence de potentiel électrique

User Translations:
Word Translation Votes
spanning suspense 43
spanning suspence 13

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van spanning



Engels

Uitgebreide vertaling voor spanning (Engels) in het Nederlands

span:

to span werkwoord (spans, spanned, spanning)

  1. to span (bind tightly)
    omspannen; overspannen; met gespannen voorwerp omsluiten

Conjugations for span:

present
  1. span
  2. span
  3. spans
  4. span
  5. span
  6. span
simple past
  1. spanned
  2. spanned
  3. spanned
  4. spanned
  5. spanned
  6. spanned
present perfect
  1. have spanned
  2. have spanned
  3. has spanned
  4. have spanned
  5. have spanned
  6. have spanned
past continuous
  1. was spanning
  2. were spanning
  3. was spanning
  4. were spanning
  5. were spanning
  6. were spanning
future
  1. shall span
  2. will span
  3. will span
  4. shall span
  5. will span
  6. will span
continuous present
  1. am spanning
  2. are spanning
  3. is spanning
  4. are spanning
  5. are spanning
  6. are spanning
subjunctive
  1. be spanned
  2. be spanned
  3. be spanned
  4. be spanned
  5. be spanned
  6. be spanned
diverse
  1. span!
  2. let's span!
  3. spanned
  4. spanning
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

span [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the span (width)
    de spanwijdte
  2. the span (width)
    spanbreedte

Vertaal Matrix voor span:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
spanbreedte span; width
spanwijdte span; width
- bridge; straddle
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
met gespannen voorwerp omsluiten bind tightly; span
omspannen bind tightly; span enclose with the hands
overspannen bind tightly; span
- cross; sweep; traverse
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overspannen exaggerated; overwrought; stressed
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- cover over; embrace; extend over; range over; stretch over

Verwante woorden van "span":

  • spans

Synoniemen voor "span":


Verwante definities voor "span":

  1. the act of sitting or standing astride2
  2. a structure that allows people or vehicles to cross an obstacle such as a river or canal or railway etc.2
  3. the distance or interval between two points2
  4. a unit of length based on the width of the expanded human hand (usually taken as 9 inches)2
  5. the complete duration of something2
    • the job was finished in the span of an hour2
  6. to cover or extend over an area or time period2
    • The parking lot spans 3 acres2
    • The novel spans three centuries2

Wiktionary: span

span
verb
  1. ergens overheen spannen
  2. onder trekkracht brengen

Cross Translation:
FromToVia
span spannen; bespannen; inspannen; tuigen; optuigen; voorspannen attelerattacher des bêtes de trait à une voiture, à une charrue, etc.

Computer vertaling door derden: