Overzicht
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- slinger:
-
slingeren:
- cradle; sway; swing; rock; roll; dangle; oscillate; swing to and fro; throw; fling about
-
Wiktionary:
- slinger → garland, pendulum, sling
- slinger → pendulum, pendular, swing, slingshot, shanghai, catapult, grandfather clock
- slingeren → oscillate, swing, sling
- slingeren → meander, agitate, wave, wave about, beat, incite, stir up, arouse, whirl, brandish, fling, flourish, wag, wield, swing, oscillate, waver, zigzag
-
Gebruikers suggesties voor slinger:
- pendulum
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
-
slinger:
Het woord slinger is bekend in onze database, echter hebben wij hiervoor nog geen vertaling van engels naar nederlands.-
Synoniemen voor "slinger":
thrower
-
Synoniemen voor "slinger":
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor slinger (Nederlands) in het Engels
slinger:
-
de slinger (guirlande; bloemenslinger; bloemenfestoen)
-
de slinger (zwengel; kruk)
Vertaal Matrix voor slinger:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
crank | kruk; slinger; zwengel | |
festoon | bloemenfestoen; bloemenslinger; guirlande; slinger | |
garland | bloemenfestoen; bloemenslinger; guirlande; slinger | |
pump handle | kruk; slinger; zwengel | |
swag | bloemenfestoen; bloemenslinger; guirlande; slinger | poet |
Verwante woorden van "slinger":
Wiktionary: slinger
slinger
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• slinger | → pendulum; pendular | ↔ Pendel — an einer Stange (manchmal auch Schnur oder Seil) herabhängende Masse, die hin- und herschwingt |
• slinger | → swing; pendulum | ↔ balancier — pièce qui a un mouvement d’oscillation et qui sert à régler le mouvement général de toutes les pièces d’une machine. |
• slinger | → slingshot; shanghai; catapult | ↔ lance-pierre — Petite arme de jet d’enfant, constituée d'un manche en forme de Y aux bouts duquel sont attachés les deux extrémités d'un élastique ; un projectile est placé au centre de ce dernier et est projeté avec la tension exercée sur l'élastique. |
• slinger | → pendulum; swing | ↔ pendule — corps pesant, mobile autour d’un axe horizontal. |
• slinger | → grandfather clock | ↔ pendule — horloge d’appartement dont le mouvement régulariser par un pendule. |
slinger vorm van slingeren:
-
slingeren (heen en weer zwaaien; schommelen; wiebelen; wiegen)
-
slingeren (zwaaien; heen en weer zwaaien; zwenken)
-
slingeren (gooien)
-
slingeren (bengelen)
-
slingeren (rondslingeren)
fling about-
fling about werkwoord
-
Conjugations for slingeren:
o.t.t.
- slinger
- slingert
- slingert
- slingeren
- slingeren
- slingeren
o.v.t.
- slingerde
- slingerde
- slingerde
- slingerden
- slingerden
- slingerden
v.t.t.
- heb geslingerd
- hebt geslingerd
- heeft geslingerd
- hebben geslingerd
- hebben geslingerd
- hebben geslingerd
v.v.t.
- had geslingerd
- had geslingerd
- had geslingerd
- hadden geslingerd
- hadden geslingerd
- hadden geslingerd
o.t.t.t.
- zal slingeren
- zult slingeren
- zal slingeren
- zullen slingeren
- zullen slingeren
- zullen slingeren
o.v.t.t.
- zou slingeren
- zou slingeren
- zou slingeren
- zouden slingeren
- zouden slingeren
- zouden slingeren
en verder
- ben geslingerd
- bent geslingerd
- is geslingerd
- zijn geslingerd
- zijn geslingerd
- zijn geslingerd
diversen
- slinger!
- slingert!
- geslingerd
- slingerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor slingeren:
Verwante woorden van "slingeren":
Wiktionary: slingeren
slingeren
slingeren
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• slingeren | → meander | ↔ mäandern — Geographie: (bezogen auf Flüsse, Bäche) einen gewundenen Verlauf wie der Mäander aufweisen, sich in Mäanderform bewegen |
• slingeren | → agitate; wave; wave about; beat; incite; stir up; arouse; whirl; brandish; fling; flourish; wag; wield; swing | ↔ agiter — Traductions à trier suivant le sens |
• slingeren | → brandish; wield; wave; wave about; beat; flourish | ↔ brandir — agiter dans sa main une arme, comme si on se préparer à frapper. |
• slingeren | → oscillate; waver | ↔ osciller — Se mouvoir alternativement en deux sens contraires. |
• slingeren | → zigzag | ↔ zigzaguer — Ne pas aller droit ; faire des zigzags. |
Engels