Nederlands
Uitgebreide vertaling voor karigheid (Nederlands) in het Engels
karigheid:
-
de karigheid (schraalheid; poverheid; schamelheid; armzaligheid)
Vertaal Matrix voor karigheid:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
meagerness | armzaligheid; karigheid; poverheid; schamelheid; schraalheid | ielheid; magerheid; magerte; schraalheid |
meagreness | armzaligheid; karigheid; poverheid; schamelheid; schraalheid | ielheid; magerheid; magerte; schraalheid |
parsimony | armzaligheid; karigheid; poverheid; schamelheid; schraalheid | akeligheid; beroerdheid; ellendigheid |
scantiness | armzaligheid; karigheid; poverheid; schamelheid; schraalheid | eenvoud; gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; simpelheid; soberheid; tekort |
slenderness | armzaligheid; karigheid; poverheid; schamelheid; schraalheid | rankheid; slankheid |
Verwante woorden van "karigheid":
karigheid vorm van karig:
Vertaal Matrix voor karig:
Verwante woorden van "karig":
Wiktionary: karig
karig
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• karig | → insufficient; in short supply; scant; scanty; scarce; few; poor; thin; sparse | ↔ insuffisant — Qui ne suffire pas. |
• karig | → scanty; scarce; few; poor; sparse; gaunt; skimpy | ↔ maigre — Traductions à trier |
• karig | → rare; in short supply; scanty; scarce; few; poor; thin; sparse; precious; uncommon | ↔ rare — Qui est en petit nombre, qui se trouve difficilement. |
Computer vertaling door derden: