Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. jeuk:
  2. jeuken:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor jeuk (Nederlands) in het Engels

jeuk:

jeuk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de jeuk (jeukerigheid; kriebel)
    the itch; the itching; the itchiness; the tickle; the tickling; the itches
    • itch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • itching [the ~] zelfstandig naamwoord
    • itchiness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tickle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tickling [the ~] zelfstandig naamwoord
    • itches [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor jeuk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
itch jeuk; jeukerigheid; kriebel kriebeling
itches jeuk; jeukerigheid; kriebel irritatie; kriebels; prikkels
itchiness jeuk; jeukerigheid; kriebel
itching jeuk; jeukerigheid; kriebel
tickle jeuk; jeukerigheid; kriebel gekietel; gekriebel
tickling jeuk; jeukerigheid; kriebel gekietel; gekriebel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
itch jeuken; kriebelen
tickle jeuken; kietelen; kittelen; kriebelen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tickling kietelend; kittelachtig; kriebelig; kriebeling veroorzakend; prikkelig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
itching jeukerig; kietelend; kittelachtig

Verwante woorden van "jeuk":


Verwante definities voor "jeuk":

  1. onaangenaam kriebelend gevoel1
    • als je jeuk hebt, moet je krabben1

Wiktionary: jeuk

jeuk
noun
  1. kriebel
jeuk
noun
  1. a sensation felt on an area of the skin that causes a person or animal to want to scratch

Cross Translation:
FromToVia
jeuk itch démangeaison — Sensation sur la peau
jeuk itch; prurition prurit — médecine|fr démangeaison vif.

jeuken:

jeuken werkwoord (jeuk, jeukt, jeukte, jeukten, gejeukt)

  1. jeuken
    to itch; to tickle; to titillate
    • itch werkwoord (itches, itched, itching)
    • tickle werkwoord (tickles, tickled, tickling)
    • titillate werkwoord (titillates, titillated, titillating)

Conjugations for jeuken:

o.t.t.
  1. jeuk
  2. jeukt
  3. jeukt
  4. jeuken
  5. jeuken
  6. jeuken
o.v.t.
  1. jeukte
  2. jeukte
  3. jeukte
  4. jeukten
  5. jeukten
  6. jeukten
v.t.t.
  1. heb gejeukt
  2. hebt gejeukt
  3. heeft gejeukt
  4. hebben gejeukt
  5. hebben gejeukt
  6. hebben gejeukt
v.v.t.
  1. had gejeukt
  2. had gejeukt
  3. had gejeukt
  4. hadden gejeukt
  5. hadden gejeukt
  6. hadden gejeukt
o.t.t.t.
  1. zal jeuken
  2. zult jeuken
  3. zal jeuken
  4. zullen jeuken
  5. zullen jeuken
  6. zullen jeuken
o.v.t.t.
  1. zou jeuken
  2. zou jeuken
  3. zou jeuken
  4. zouden jeuken
  5. zouden jeuken
  6. zouden jeuken
diversen
  1. jeuk!
  2. jeukt!
  3. gejeukt
  4. jeukend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor jeuken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
itch jeuk; jeukerigheid; kriebel; kriebeling
tickle gekietel; gekriebel; jeuk; jeukerigheid; kriebel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
itch jeuken kriebelen
tickle jeuken kietelen; kittelen; kriebelen
titillate jeuken kietelen; kittelen; kriebelen

Verwante woorden van "jeuken":


Wiktionary: jeuken

jeuken
verb
  1. to feel the need to scratch

Cross Translation:
FromToVia
jeuken itch jucken — einen unangenehmen, stechenden Reiz (meist auf der Haut) verursachen, den man durch Kratzen beseitigen möchte
jeuken itch démanger — Faire éprouver une démangeaison.