Focus: vertaling Nederlands

Remove Ads

Overzicht

Nederlands naar Engels: Meer gegevens...

focus:
- focus; focal point
Wiktionary:
- focus → focus
- focus → focus

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

focus:
- focus; brandpunt; concentratie; aandacht verenigen; geconcentreerdheid
- focussen; scherp stellen; scherp zetten
Wiktionary:
- focus → focus, brandpunt
- focus → vestigen
- focus → focus, brandpunt

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor focus (Nederlands) in het Engels

focus:

focus [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de focus (brandpunt)
the focus; the focal point
- focus [the ~] zelfstandig naamwoord
- focal point [the ~] zelfstandig naamwoord
de focus
the focus
– A temporary property of a user-interface object, such as a window, view, dialog box, or button, that permits the object to receive keyboard input from the user. The focus is usually conveyed through highlighting. ¹
- focus [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor focus:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
focal point	brandpunt; focus
focus	brandpunt; focus	aandacht verenigen; concentratie; geconcentreerdheid
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
focus		focussen; scherp stellen; scherp zetten

Verwante woorden van "focus":

focussen

Wiktionary: focus

focus

noun

concentration of attention
- focus → focus
in mathematics
- focus → focus; brandpunt
in optics
- focus → focus; brandpunt

Cross Translation:

From	To	Via
• focus	→ focus	↔ Fokus — Optik: Punkt, in dem sich achsenparallel einfallende Strahlen nach der Brechung durch eine Linse bzw. Reflexion durch einen Hohlspiegel schneiden

Engels

Uitgebreide vertaling voor focus (Engels) in het Nederlands

focus:

focus [the ~] zelfstandig naamwoord

the focus (focal point)
de focus; het brandpunt
- focus [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- brandpunt [het ~] zelfstandig naamwoord
the focus (put one's mind to; concentration; fix one's mind)
de concentratie; aandacht verenigen; geconcentreerdheid
- concentratie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- aandacht verenigen [znw.] zelfstandig naamwoord
- geconcentreerdheid [znw.] zelfstandig naamwoord
the focus

– A temporary property of a user-interface object, such as a window, view, dialog box, or button, that permits the object to receive keyboard input from the user. The focus is usually conveyed through highlighting. ¹
de focus
- focus [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

to focus werkwoord (focuses, focused, focusing)

to focus (focalize; focalise)
focussen; scherp stellen; scherp zetten
- focussen werkwoord
- scherp stellen werkwoord (stel scherp, stelt scherp, stelde scherp, stelden scherp, scherp gesteld)
- scherp zetten werkwoord (zet scherp, zette scherp, zetten scherp, scherp gezet)

Conjugations for focus:

present

focus
focus
focuses
focus
focus
focus

simple past

focused
focused
focused
focused
focused
focused

present perfect

have focused
have focused
has focused
have focused
have focused
have focused

past continuous

was focusing
were focusing
was focusing
were focusing
were focusing
were focusing

future

shall focus
will focus
will focus
shall focus
will focus
will focus

continuous present

am focusing
are focusing
is focusing
are focusing
are focusing
are focusing

subjunctive

be focused
be focused
be focused
be focused
be focused
be focused

diverse

focus!
let's focus!
focused
focusing

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor focus:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aandacht verenigen	concentration; fix one's mind; focus; put one's mind to
brandpunt	focal point; focus
concentratie	concentration; fix one's mind; focus; put one's mind to	concentration; density; strain; tenseness; tightness
focus	focal point; focus
geconcentreerdheid	concentration; fix one's mind; focus; put one's mind to
-	centering; direction; focal point; focusing; focussing; nidus; stress
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
focussen	focalise; focalize; focus
scherp stellen	focalise; focalize; focus
scherp zetten	focalise; focalize; focus
-	center; centre; concenter; concentrate; concentre; focalise; focalize; pore; rivet; sharpen

Verwante woorden van "focus":

refocus, focusing, focuses, foci

Synoniemen voor "focus":

focusing; focussing; focal point; direction; centering; concentration; engrossment; absorption; immersion
distinctness; sharpness
clarity; lucidity; lucidness; pellucidity; clearness; limpidity
nidus; point
stress; emphasis; accent
concentrate; center; centre; pore; rivet; think; cogitate; cerebrate
sharpen
concenter; concentre; focalize; focalise; align; aline; line up; adjust
conform; adapt
sharpen; set; correct; focus on

Antoniemen van "focus":

blur

Verwante definities voor "focus":

maximum clarity or distinctness of an image rendered by an optical system²
- in focus²
- out of focus²
maximum clarity or distinctness of an idea²
- the controversy brought clearly into focus an important difference of opinion²
the concentration of attention or energy on something²
- the focus of activity shifted to molecular biology²
a fixed reference point on the concave side of a conic section²
a point of convergence of light (or other radiation) or a point from which it diverges²
a central point or locus of an infection in an organism²
- the focus of infection²
special emphasis attached to something²
put (an image) into focus²
- Please focus the image; we cannot enjoy the movie²
become focussed or come into focus²
- The light focused²
direct one's attention on something²
- Please focus on your studies and not on your hobbies²
bring into focus or alignment; to converge or cause to converge; of ideas or emotions²
cause to converge on or toward a central point²
A temporary property of a user-interface object, such as a window, view, dialog box, or button, that permits the object to receive keyboard input from the user. The focus is usually conveyed through highlighting.¹
A feature of Office Communications Server or Lync Server that manages conference state.¹

Wiktionary: focus

focus

noun

concentration of attention
- focus → focus
quality of the convergence of light on the photographic medium
- focus → brandpunt
fact of the convergence of light on the photographic medium
- focus → brandpunt
in mathematics
- focus → focus; brandpunt
in optics
- focus → focus; brandpunt

focus

noun

optica|nld het reële punt waar evenwijdig aan de optische as invallende (licht)stralen (of andere elektromagnetische stralen) na breking door een bolle lens dan wel reflectie door een holle spiegel samenkomen
- brandpunt → focus

verb

richten
- vestigen → focus

Cross Translation:

From	To	Via
• focus	→ focus; brandpunt	↔ Fokus — Optik: Punkt, in dem sich achsenparallel einfallende Strahlen nach der Brechung durch eine Linse bzw. Reflexion durch einen Hohlspiegel schneiden

Verwante vertalingen van focus

Remove Ads

Nederlandse en Engelse zoekresultaten voor: focus

Uitgebreide vertaling voor focus (Nederlands) in het Engels

focus:

focus [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de focus (brandpunt)

de focus

Vertaal Matrix voor focus:

Verwante woorden van "focus":

Wiktionary: focus

Uitgebreide vertaling voor focus (Engels) in het Nederlands

focus:

focus [the ~] zelfstandig naamwoord

the focus (focal point)

the focus (put one's mind to; concentration; fix one's mind)

the focus

to focus werkwoord (focuses, focused, focusing)

to focus (focalize; focalise)

Conjugations for focus:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

Vertaal Matrix voor focus:

Verwante woorden van "focus":

Synoniemen voor "focus":

Antoniemen van "focus":

Verwante definities voor "focus":

Wiktionary: focus

Verwante vertalingen van focus